e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Urmond

Overzicht

Gevonden: 4486
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duits duits: Dutsj (Urmond) Duitsch [SGV (1914)] III-3-1
duivenhok duivenhok: duvǝ(n)hǫk (Urmond), duivenspijker: doevespieker (Urmond), duvǝspikǝr (Urmond) (duiven)til [SGV (1914)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2
duivin, vrouwelijke duif zij: zie (Urmond), ziejə (Urmond) een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)] || wijfjesduif [SGV (1914)] III-4-1
duizelig dol: dae wurd dul (Urmond), dul (Urmond), hae wurt zao dul wie e kuuke (Urmond), ich woor gans dul van het rónd driééien (Urmond), duizelig: duuzelig (Urmond), duzelig (Urmond), zao wurstte duuzelig (Urmond), zôe weurste duuzelig (Urmond), verduizeld: dae wurd verduuzeld (Urmond) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig [SGV (1914)] || duizelig [locht, deuzig, duizig, dol, zat] [N 10a (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] III-1-2
duizeling, duizeligheid duizeling: duuzəling (Urmond) Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)] III-1-2
duizendpoot duizendpoot: doezendpòòt (Urmond), WLD  doezentpaot (Urmond) duizendpoot [duuzendbeender, -been] [N 26 (1964)] III-4-2
duizendschoon ridderspoor: WBD/WLD  ridderspoorn (Urmond) duizendschoon (Dianthus barbatus L.) [N 92 (1982)] III-2-1
dulden verdragen: vərdragən (Urmond) iemand dulden in zijn nabijheid, het kunnen uithouden [luchten, uithouden, uitstaan] [N 85 (1981)] III-3-1
dun sneetje brood snippertje: sjnipperke (Urmond) Welke woorden kent Uw dialect voor: een dun schijfje of sneetje brood of vlees? (vlitske, fliesterke, fluusterke?) [N 16 (1962)] III-2-3
dunne sjaal sjaaltje: sjèèlke (Urmond) sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)] III-1-3