24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
schot:
schoas (Q222p Vaals),
spruit:
sjproas (Q222p Vaals)
|
Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34545 |
lopen, gezegd van eenden |
schokkelen:
sxokǝlǝ (Q222p Vaals)
|
[N 70, 2; monogr.]
I-12
|
24674 |
lork |
lork:
lorsch (Q222p Vaals)
|
De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
30083 |
luchtbel |
libel:
lǝbɛl (Q222p Vaals)
|
De luchtbel in de vloeistof van de waterpas. [N 30, 12b; monogr.]
II-9
|
25217 |
luchtx |
lucht:
loft (Q222p Vaals),
lūət (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!
luët (Q222p Vaals),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld! ps. boven de Ë staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken.
lūt (Q222p Vaals)
|
lucht [DC 03 (1934)], [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
zwegel:
šwɛ̄i̯əl (Q222p Vaals),
žwäjəl (Q222p Vaals)
|
Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] || lucifer [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
vuil:
voeel (Q222p Vaals)
|
niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
də lyj z"nt hyj aləmo‧ə.l busən ob ət fēld eͅn mi‧ə.nə (Q222p Vaals),
lyj (Q222p Vaals),
lüj (Q222p Vaals)
|
De mensen zijn vandaag alle buiten op het veld en maaien. Mensen of lieden of lui enz. [ZND 04 (1924)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || volk [RND]
III-3-1
|
18878 |
luid schreien |
keken:
keake (Q222p Vaals)
|
zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20478 |
luier |
kindshoddel:
kiŋshŏdələ (Q222p Vaals)
|
luiers (kinderdoeken) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-2
|