20335 |
broer |
broeder:
bruër (Q222p Vaals, ...
Q222p Vaals),
broer:
brōēr (Q222p Vaals),
bruer (Q222p Vaals),
brūr (Q222p Vaals),
1a-m; 4, 33; 5, 70a; 11, a1
brôêr (Q222p Vaals)
|
broeder [DC 05 (1937)] || broeder (familielid) [ZND 01 (1922)] || broer [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
20160 |
broers en zusters (coll. niet gebruiken |
geschwister (du.):
geschwister (Q222p Vaals)
|
zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05]
III-2-2
|
22586 |
bromtol |
brommer:
Ook wel als in het Nederl. bromtol.
brommer (Q222p Vaals),
bromtol:
I/II: Ander woord niet bekend.
bromtol (Q222p Vaals),
Ook wel als in het Nederl. bromtol.
bromtol (Q222p Vaals)
|
Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. I. als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
24948 |
bron |
kwel:
kwel (Q222p Vaals)
|
bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34342 |
bronstig |
berig:
bīrǝž (Q222p Vaals)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
20769 |
brood |
brood:
broeëd (Q222p Vaals),
bruet (Q222p Vaals),
bruët (Q222p Vaals),
brôêt (Q222p Vaals),
met hoedje û op de u
brūt (Q222p Vaals)
|
brood [DC 03 (1934)], [DC 39 (1965)], [RND]
III-2-3
|
25500 |
broodoven |
oven:
ǫvǝnt (Q222p Vaals),
ǭvǝnt (Q222p Vaals)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
brø̜̄jǝr (Q222p Vaals)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brək (Q222p Vaals)
|
brug [RND]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
brūūt (Q222p Vaals)
|
bruid [DC 05 (1937)]
III-2-2
|