e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vaals

Overzicht

Gevonden: 2360
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knellen, gezegd van schoenen pitsen: pitsche (Vaals) drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3
kneu vlasvink: flaasvink (Vaals) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] III-4-1
knie knie: knei (Vaals), knej (Vaals), knéj (Vaals), knɛ.i (Vaals) [ZND B1 (1940sq)]knie [DC 01 (1931)], [RND] III-1-1
knieholte hees: hiese (Vaals), hèsse (Vaals) knieholte [DC 01 (1931)] III-1-1
kniezen zelf bedauern (du.): zelf bedoere (Vaals) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] III-1-4
knijpen knijpen: kniefe (Vaals), kniepe (Vaals) Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] III-1-2
knikker frankel: Das für Kerkrade belegte frankef ist wohl als Kontamination von benachbartem huuf und frank zu erklären, während frankel eine im Rheinland und Limburg (Simpelveld, Schaesberg, Waubach, Rimburg, Eigelshoven, Vaals) vielfach vorkommende Diminutivform ist. Oder ist es unter Einfluss des marbel-Typus entstanden?  frankel (Vaals), Zie Crompvoets, H. (1991), [De regionale toptiens van dialectwoorden en -begrippen.]: Limburg. In: H. Crompvoets en A. Dams (red.), Kroesels op de bozzem. Het Dialectenboek. Waalre: Stichting Nederlandse Dialecten, blz. 122-136 [blz. 125].  frangkel (Vaals), knipfrank: eŋə knipfrāŋk (Vaals) Een knikker. [ZND B1 (1940sq)] || knikker [SND (1991)] || Murmel. III-3-2
knikkerkuiltje kuil: koel (Vaals), kuiltje: uu kort  kuulžə (Vaals), Verkleinwoord van koele.  kuulžə (Vaals) Een holletje in de grond, door de kinderen gebruikt bij het knikkeren? [DC 21 (1952)] III-3-2
knipogen knipoogje (zn.): knip eusje (Vaals) Knipogen: een oog even sluiten en weer openen, als teken van verstandhouding (knipogen, pinken). [N 84 (1981)] III-1-1
knoeier hoddel: hoddel (Vaals) iemand die zijn werk steeds verwaarloost [hordserd] [N 85 (1981)] III-1-4