e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Veldwezelt

Overzicht

Gevonden: 1746
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beschuit beschuit: 1a-m  bescheet (Veldwezelt), mesjiet (Veldwezelt) beschuit [ZND 21 (1936)] III-2-3
besjes aan de aardappelplant zaadbollen: zǭdbǫlǝ (Veldwezelt) De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
bestelwagen camionnette (fr.): p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.  camionnette (Veldwezelt) bestelwagen III-3-1
beteuterd verslagen: hi stoon verslaoge (Veldwezelt), ook materiaal znd 32, 67  verslaoge (Veldwezelt) beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] III-1-4
betrappen traperen (<fr.): trappeere (Veldwezelt) betrappen [ZND 32 (1939)] III-3-1
betten van een wonde baden: bēje (Veldwezelt) een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
beuk beuk: gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk  beek (Veldwezelt), beuk (Veldwezelt) beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)] III-4-3
beurs, overrijp halfrot: haaf rot (Veldwezelt), paprijp: papriep (Veldwezelt) beurs [ZND 01 (1922)] III-2-3
bevruchten treden: trē̜i̯ǝ (Veldwezelt), vogelen: voxǝlǝ (Veldwezelt) Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
beweeglijk rondlopen trippelen: trippele (Veldwezelt) Beweeglijk rondlopen (trippelen, ritsen, kwinkeleren). [N 109 (2001)] III-1-2