20790 |
beschuit |
beschuit:
1a-m
bescheet (Q091p Veldwezelt),
mesjiet (Q091p Veldwezelt)
|
beschuit [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
zaadbollen:
zǭdbǫlǝ (Q091p Veldwezelt)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
21241 |
bestelwagen |
camionnette (fr.):
p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.
camionnette (Q091p Veldwezelt)
|
bestelwagen
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
verslagen:
hi stoon verslaoge (Q091p Veldwezelt),
ook materiaal znd 32, 67
verslaoge (Q091p Veldwezelt)
|
beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
traperen (<fr.):
trappeere (Q091p Veldwezelt)
|
betrappen [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
bēje (Q091p Veldwezelt)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
24561 |
beuk |
beuk:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
beek (Q091p Veldwezelt),
beuk (Q091p Veldwezelt)
|
beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
halfrot:
haaf rot (Q091p Veldwezelt),
paprijp:
papriep (Q091p Veldwezelt)
|
beurs [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
34498 |
bevruchten |
treden:
trē̜i̯ǝ (Q091p Veldwezelt),
vogelen:
voxǝlǝ (Q091p Veldwezelt)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
trippelen:
trippele (Q091p Veldwezelt)
|
Beweeglijk rondlopen (trippelen, ritsen, kwinkeleren). [N 109 (2001)]
III-1-2
|