24169 |
hop |
hop:
hop (L271p Venlo),
hophap:
hoephap (L271p Venlo, ...
L271p Venlo)
|
hop || Humulus lupulus L. Een tot 4,50 meter hoge slingerplant met een ruw-knobbelige stevige stengel, die bloeit van juli tot september: de mannelijke bloemen in vaalgele pluimen, de vrouwelijke in hangende trossen van bolvormige vruchtkegels, de zogenamde hopbellen. De olieachtige stof in deze hopbellen wordt gebruikt bij de bereiding van bier. [Wi 52; monogr.]
I-5, III-4-1
|
18841 |
hopen |
hopen:
haope (L271p Venlo),
haope det (L271p Venlo),
haopə (L271p Venlo)
|
een gunstige verwachting hebben over iets wat men wenst [verhopen, hopen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32926 |
hopen spreiden |
uitspreiden:
utspręi̯ǝ (L271p Venlo)
|
Het uiteengooien van de middelgrote soort hopen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hopen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 109]
I-3
|
17733 |
horen |
horen:
good hure (L271p Venlo)
|
[N 84 (1981)]
III-1-1
|
25411 |
horens verwijderen |
afkappen:
āfkapǝ (L271p Venlo)
|
Als de kop tot aan de horens afgehuid is, worden ze met een (hak)mes of een zaag bij de inplant verwijderd. In vele gevallen worden de horens met een bijl erafgeslagen. De woordtypen "blijven" en "ze aan het vel laten" duiden erop dat de horens a.h.w. aan de huid blijven vastzitten. [N 28, 42; monogr.]
II-1
|
25136 |
horizon |
einder:
de einder (L271p Venlo),
indər (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
horizon:
hoorĭĕzón (L271p Venlo),
horizōn (L271p Venlo),
horizôn (L271p Venlo)
|
horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18233 |
horloge |
horloge:
horloge (L271p Venlo),
hórloozjə (L271p Venlo),
relozie (L271p Venlo),
loge:
loeëzie (L271p Venlo),
pols:
póls (L271p Venlo),
polshorloge:
polsreloozje (L271p Venlo),
polsrelozie (L271p Venlo)
|
horloge [SGV (1914)] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18149 |
horrelvoet |
hompelpoot:
hompelpoëd (L271p Venlo),
horrelvoet:
hórrəlvoot (L271p Venlo),
paardenpoot:
péérdəpŏĕt (L271p Venlo),
paardenvoet:
paerdevoot (L271p Venlo),
paardsvoet:
paerdsvoot (L271p Venlo)
|
hompelvoet [SGV (1914)] || Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17847 |
hotsen |
botsen:
boetse (L271p Venlo),
bŏĕtsə (L271p Venlo),
hobbelen:
hobbele (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
hotsen:
hótsə (L271p Venlo),
schokkelen:
schoegele (L271p Venlo),
schøkele (L271p Venlo)
|
hotsen [SGV (1914)] || Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)] || zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)]
III-1-2, III-3-1
|
17812 |
houden |
houden:
halde (L271p Venlo)
|
houden [SGV (1914)]
III-1-2
|