e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knorren (wbd) knorren: Van Dale: knorren, 3. (fig.) zijn misnoegen, ontevredenheid uiten door boze woorden.  knórrə (Venlo), knoteren: Van Dale: knoteren, (gew.) 1. kneuteren; 2. mopperen, pruttelen.  knotere (Venlo) zachtjes kreunen en knorren, gezegd van kleine kinderen die voldaan en tevreden zijn [grutten, kaaieren] [N 87 (1981)] III-3-1
knorrepot grel: grel (Venlo), griek: eine greek (Venlo), greek (Venlo, ... ), grijnzerd: grijzerd (Venlo), gromduivel: grómduùvel (Venlo), grompot: (o; bijna oo).  grompot (Venlo), knorrepot: knórrəpót (Venlo), mopperzak: mopperzak (Venlo), noterzak: noterzak (Venlo), zuurpruim: zoorproem (Venlo) een brompot eerste klas || iemand die voortdurend ontstemd is en dat laat blijken [grijspot, gruis, grijsmanne-tje, knorrepot] [N 85 (1981)] || knorrepot [SGV (1914)] || knorrig of boos zonder dat daar een geldige reden voor is [kummelijk, grimmig, gemelijk, gaperig] [N 85 (1981)] || mopperaar || mopperpot || zuurpruim, mopperaar III-1-4
knuppel, knots knoest: knŏĕs (Venlo), knots: knoets (Venlo), knots (Venlo), knóts (Venlo), knoetse  knots (Venlo), knuppel: knöppel (Venlo), knöpəl (Venlo), kuis: kuus (Venlo) Knots: zware stok om mee te slaan, van onderen dikker dan van boven (kuis, knots, knoest, klepel). [N 84 (1981)] || knuppel [RND], [SGV (1914)] III-1-2
knutselen doedelen: doeddele (Venlo), knutselen: knutele (Venlo), knutsele (Venlo), knøtsələ (Venlo), krommelen: krommele (Venlo), prutsen: prutse (Venlo), vogelen: veugele (Venlo) Allerlei kleine voorwerpen uit liefhebberij en met geringe hulpmiddelen maken [knutselen, kutselen]. [N 88 (1982)] || Knutselen. III-3-2
koe koe: ku (Venlo), kui̯ (Venlo, ... ), kui̯ǝ (Venlo), kȳ (Venlo), kȳi̯ (Venlo), kūi̯ (Venlo) Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s] I-11
koe die eenmaal heeft gekalfd maal: mǭl (Venlo) Zie afbeelding 6. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N C, 14a; monogr.] I-11
koe die pas gekalfd heeft vaars: vɛrs (Venlo) Voor een aantal varianten van vaars zou men kunnen denken aan een woord vers. Het wnt (xx-1, blz. 2125) vermeldt ''vers'' in de betekenis van "jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft" (wnt xviii, blz. 72). Het onderscheid tussen vers- en vaarsvarianten is niet altijd even duidelijk. Daarom is er gekozen voor één woordtype vaars.' [A 4, 16; L 20, 16] I-11
koe die tweemaal heeft gekalfd tweede kalfkoe: twīǝdǝ [kalf][koe] (Venlo), vaars: vārs (Venlo) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b] I-11
koe met hellend kruis hangkruis: haŋkryts (Venlo) [N 3A, 145a; monogr.] I-11
koe met korte poten diepe koe: dēpǝ ku (Venlo) [N 3A, 142b] I-11