e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luchtx lucht: loch (Venlo, ... ), luch (Venlo, ... ), lôch (Venlo), (o bijna oo).  loch (Venlo), Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!  lŏg (Venlo), Algemene opmerking: lijst niet omgespeld! ps. onder de o staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.  log (Venlo) lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
lucifer lucifer: lucifer (Venlo, ... ), zwavelstekje: zwaevelstekske (Venlo), zwaevelstekskes (Venlo), zwaveltje: zwaevelke (Venlo), (oud)  zwêvelke (Venlo), zwegeltje: zwaegelke (Venlo), zwaevelke (Venlo, ... ), zwiem: Verklw. zwiemke  zwiem (Venlo) Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] || lucifer [SGV (1914)] || luciferhoutje III-2-1
lui lui: lui (Venlo, ... ), luij (Venlo), niet erg scheutig: neet erg scheutig (Venlo), niet scheutig: neet scheutig (Venlo), slap: slap (Venlo), traag: traog (Venlo) lui (traag) [SGV (1914)] || niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)] III-1-4
lui (lieden) lui: lu (Venlo), lūū (Venlo), mensen: minse (Venlo), minsə (Venlo), minsən (Venlo) lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || mensen [RND] || volk [RND] III-3-1
luid schreien beuken: böke (Venlo), bööke (Venlo), brullen: brölle (Venlo), bulken: bölke (Venlo), huilen: hûle (Venlo), janken: jankə (Venlo), krijten: kriete (Venlo), krīēte (Venlo), zauwen: zauwe (Venlo), zumpen: zumpe (Venlo), zömpe (Venlo) hevig schreien || krijten [SGV (1914)] || zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)] III-1-4
luiden luiden: luje (Venlo), luuje (Venlo, ... ) luiden [SGV (1914)] || Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor de mis luiden: luuje (Venlo) Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] III-3-3
luier doek: dook (Venlo), pisdoek: pisdook (Venlo, ... ), schijtdoek: schīētdook (Venlo) luier [SGV (1914)] || luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2
luieren luieren: luijərə (Venlo), vozen: voeëze (Venlo), vuilakken: voelakke (Venlo) luieren, niets doen || luilakken || zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)] III-1-4
luierik lapzwans: lapzwans (Venlo), luierik: luierik (Venlo), niksnut: niksnut (Venlo), slampamper: slampamper (Venlo), slappeling: slappeling (Venlo) zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)] III-1-4