e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ophouden met het werk op-hren (< du.): ophuëre (Venlo), ophouden: ophoude (Venlo), óphàldə (Venlo), uitscheiden: oet scheije (Venlo), ōētscheijə (Venlo) ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)] || ophouden met werken [afscheiden, uitscheiden, ophouden] [N 85 (1981)] III-1-4
opklaren klaarder worden: ’t wuërd klaorder (Venlo), optrekken: de lóch trek op (Venlo), optrekken (Venlo) opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)] III-4-4
oplegger vleugelscharnier: vlø̄gǝlsxarnēr (Venlo) Scharnier dat niet in het hout wordt ingelaten, maar er bovenop gespijkerd of geschroefd wordt. Het 'Bergse scharnier' heeft twee zwaluwstaartvormige bladen die met een losse bout aan elkaar zijn bevestigd. Zie ook afb. 61. [N 54, 82] II-9
oplegslot opschroefslot: ǫpsxrū.fslǭt (Venlo) Slot dat aan de binnenzijde van een deur op de deurstijl wordt geschroefd. Over het 'Frans slot' merkt Zwiers I op pag. 402 op: ø̄Het doet dienst als dag- en nachtslot, en is daartoe voorzien van drie schotels of schieters. Des nachts worden alleen de twee uiterste schotels gebruikt, welke in werking treden door het tweemaal omdraaien van den sleutel. Bij éénmaal omdraaien springt alleen de middelste schieter terug, die aan de binnenzijde aan den knop, welke zich ter rechterzijde van het slot bevindt, kan worden teruggetrokken, zonder dat van den sleutel behoeft te worden gebruik gemaakt.ø̄ [N 54, 102] II-9
opleppen opleppen: oplɛpǝ (Venlo) Een big met koemelk grootbrengen. [N 19, 16; N 19, 15; monogr.] I-12
opletten acht geven: ach gaeve op (Venlo), in de gater houden: in de gater halde (Venlo), in de smiezen houden: in de smieze halde (Venlo), op de qui-vive zijn: op dien kie-viêf-zien (Venlo), opletten: óplettə (Venlo), uitkijken: oetkieke (Venlo) aandacht geven, letten op [beletten, nikken] [N 85 (1981)] || oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
oplettend attent: áttent (Venlo), waakzaam: waokzáám (Venlo) oplettend, achtslaan op wat kan gebeuren, gereed om te handelen, waakzaam [gewarig, gewaakzaam] [N 85 (1981)] III-1-4
opmaken opmaken: gɛlt opma.kə (Venlo), oͅpmakə (Venlo) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opmaken van staart en manen invlechten: envlɛxtǝ (Venlo), opknopen: ǫpknǫpǝ (Venlo) In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b] I-9
opper ganse opper: gãnsǝ ø̜pǝr (Venlo), grote opper: grōtǝ ø̜pǝr (Venlo), hooihoop: hø̜i̯hǫu̯p (Venlo), huist: hust (Venlo), opper: ǫpǝr (Venlo) De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3