e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pruim eierpruim: dikke geel-blauwe pruim  eierproem (Venlo), pruim: proem (Venlo, ... ), proeme (pl) (Venlo, ... ), Verklw. pruumke  proem (Venlo), reine claude (fr.): ringelaot (Venlo), ringelaote (Venlo), ringelaoten (Venlo), reine claude  ringelaote (Venlo) pruim || pruim (vrucht, tabak) || pruim, soort I-7, III-2-3
pruimen pruimen: proeme (Venlo, ... ), proemə (Venlo, ... ), prōēmə (Venlo), prŏĕme (Venlo) pruimen || pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] III-2-3
pruis mof: mof (Venlo), pruis: pruus (Venlo) Pruis [SGV (1914)] III-3-1
pruisen pruises: pruusses (Venlo) Pruisen (land) [SGV (1914)] III-3-1
prutsen aanmodderen: aanmôddere (Venlo), fiolen: fioeële (Venlo), fisternllen (rh.): fiespernölle (Venlo), fiesternölle (Venlo, ... ), foddelen: foddele (Venlo), hannesen: hannesse (Venlo), hánnəsə (Venlo), klooien: klōējə (Venlo), kloten: kloeëte (Venlo), kloëte (Venlo, ... ), klŏĕtə (Venlo), knommelen: knómmele (Venlo), leuteren: leutərə (Venlo), modderen: móddərə (Venlo), plaren: plare (Venlo), prutsen: prutse (Venlo, ... ), prutsə (Venlo), teuten: teutə (Venlo), toddelen: toddele (Venlo), treuzelen: treuzələ (Venlo), verkloten: verkloeëte (Venlo), verknoeien: verknoeie (Venlo), verprutsen: verprutse (Venlo), werk verknallen: werk verknalle (Venlo) iets slordig doen [leuteren] [N 85 (1981)] || nutteloze arbeid verrichten [N 85 (1981)] || ondegelijk of onvoldoende werk verrichten of ondegelijk aan iets werken [prutsen, fanneken, vrellen, prutten, dooieren, merelen, kloten, klooien, teutelen, zeuren, soeliën, hannesen, treuzelen, teuten, semmelen] [N 85 (1981)] || prutsen || prutsen, onvakkundig werken || slecht, slordig werk leveren door onvoldoende kennis [broddelen, brodden, modderen, troddelen, figgelen, knoefelen, foefelen, krabben, fikkelen] [N 85 (1981)] || verkeerd handelen, niet op de goede manier maken [verkerven] [N 85 (1981)] || vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)] III-1-4
prutser doedelaar: doedelaer (Venlo), fommelaar: foemelaer (Venlo), hampelmann (du.): hampeleman (Venlo, ... ), klaterman: klaterman (Venlo), klompenmaker: klómpemaeker (Venlo), klootmajoor: kloëtmejoër (Venlo), klots: klóts (Venlo), knoeierd: knoeëjerd (Venlo), knommelaar: knómmelaer (Venlo), oeles: oeles (Venlo), prutserd: prutserd (Venlo), prutsmeier: prutsmeier (Venlo), sauskramer: sauskrieëmer (Venlo), sukkelaar: sukkelêr (Venlo) een prutser in zijn vak || iemand die erg onhandig is || iemand die onhandig is [kavveleuter, boerenklos, klos] [N 85 (1981)] || iemand die slecht en weinig werk aflevert || onhandig iemand || prutser || prutser, iemand die zijn werk vuil en slecht aflevert || sukkelaar [SGV (1914)] III-1-4
prutswerk gepruts: gepruts (Venlo), gəpruts (Venlo), kloterij: klŏĕtərĭĕ (Venlo), knungelarij: knungelerie (Venlo), prutswerk: prutswerk (Venlo), prutswérk (Venlo), slappe koek: slappe kook (Venlo) slordig, slecht werk [geprös, kloterij, gekwansel, troddel] [N 85 (1981)] || werk dat ondeugdelijk of ondegelijk is [getotter, prutswerk, kleuterwerk, kutselwerk] [N 85 (1981)] III-1-4
pruttelen lurken: lörke (Venlo, ... ), lörkə (Venlo, ... ), snurken: snörke (Venlo), snörkə (Venlo) Hoe noemt U: Snurkende geluiden maken, gezegd van een pijp (smierken, lurken) [N 80 (1980)] III-2-3
puber hans: hens (Venlo), herfsthaan: herfshaan (Venlo, ... ), herfsthaan (Venlo), puber: puber (Venlo), pūūbər (Venlo) iemand van jeugdige leeftijd (jongere) [N 102 (1998)] || puber || puber; iemand tussen 15 en 18 jaar, in de levensperiode waarin de geslachtsrijpheid optreedt en zichzelf ontwikkelt, tevens periode van geestelijke rijping [puber, aankomeling] [N 86 (1981)] III-2-2
pudding podding: Syst. WBD  bodding (Venlo, ... ), Verklw. boddinkske  bodding (Venlo) pudding || Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)] III-2-3