e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

Gevonden: 6060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bunzing ulk: ulk (Venray, ... ), ölk (Venray), ulling: ulling (Venray) bunzing [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)] III-4-2
buren (ww.?) naburen: noabere (Venray) buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)] III-3-1
burgemeester burgemeester: de burgemaester (Venray), burger: d’n burger (Venray, ... ) het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)] III-3-1
busbrood busbrood: busbroeëd (Venray), potweg: potweg (Venray) brood dat in een blik is gebakken || brood wat in een pot of een ketel gebakken werd III-2-3
buskruit buskruit: buskrŭŭt (Venray), kruit: kruut (Venray, ... ), pulver (<lat.): polver (Venray, ... ), Opm. is oudere benaming.  polver (Venray) buskruit [SGV (1914)] || licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)] III-3-1
bussel uitgedorst stro bos: boi̯s (Venray), bos (Venray), schoof: sxoi̯f (Venray) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buur naaste: noaste (Venray), nabuur: d’n naober (Venray), noaber (Venray) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurman buurman: bŭŭrman (Venray), nabuur: d’n naober (Venray), noaber (Venray), noabere (Venray) buurman [SGV (1914)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurt buurt: buurt (Venray), bŭŭrt (Venray), de bŭŭrt (Venray) buurt (in de ~) [SGV (1914)] || het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten buurten: buurte (Venray), bŭŭrte (Venray), praatavond (zn.): proat oavent (Venray) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] || de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)] III-3-1