19497 |
borstel |
borstel:
baors(t)el (L244a Veulen),
bors(t)el (L244a Veulen),
kwast:
kwâst (L244a Veulen),
wasser:
wesser (L244a Veulen)
|
borstel || soort borstel om de gootsteen schoon te maken, bestaande uit een bijeen gebonden bosje berkentakjes
III-2-1
|
34258 |
boter |
botter:
botǝr (L244a Veulen)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
20637 |
boterham |
boterham:
enne ángekleejden bòttrám: een belegde boterham Ennen bóttrám mit tevreejenheid Groeëte bòttrámme klaen kunne make: een grote mond hebben maar niks presteren
bòttrám (L244a Veulen)
|
boterham
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
bam:
bám (L244a Veulen)
|
kinderwoord voor een boterham
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
smoutboterham:
smâltbòtterhám (L244a Veulen)
|
brood met alleen wat vet als beleg
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
boxmeerse boterham:
bòksmérsen bòttrám (L244a Veulen)
|
twee gesneden witbrood met één snee roggebrood er tussen en beleg
III-2-3
|
20885 |
boterhamworst |
boterhammenworst:
bòttrámmewaorst (L244a Veulen)
|
boterhamworst
III-2-3
|
32556 |
boterkorf |
botterkorf:
botǝrkø̜rf (L244a Veulen)
|
Rechthoekige mand met hengsel en aan de bovenzijde soms twee kleppen. Zie ook afb. 289. De boterkorf werd volgens het Venrays woordenboek (pag. 105) vroeger gebruikt door boeren om daarmee hun zelfgemaakte boter naar de markt te brengen. [N 20, 50; N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.]
II-12
|
20553 |
boterkussentje |
boterbabbeltje:
bòtterbebbelke (L244a Veulen)
|
boterbabbelaar
III-2-3
|
19549 |
boterpot |
boterpotje:
bòtterpötje (L244a Veulen)
|
boterpotje
III-2-1
|