e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

Gevonden: 2749
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderx donder: dŏŏnder (Vijlen) donder [SGV (1914)] III-4-4
donker, duisterx schemerig: sjiemerig (Vijlen) niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
dons, nestveren duivelshaar: deuvelshaor (Vijlen), haartje: häörke (Vijlen, ... ) donshaar || het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1
dood (bn.) dood: doe-wet (Vijlen), doewet (Vijlen), doeët (Vijlen, ... ) dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] III-2-2
doodliggen kapotliggen: kǝpotlegǝ (Vijlen) Het doden van de biggen door de zeug, doordat ze erop gaat liggen. [N 76, 31] I-12
doodskist kist: kis (Vijlen, ... ) doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)] III-2-2, III-3-3
doodskleed doodskleed: doewetskleed (Vijlen), doodsmantel: dootsmaantel (Vijlen) doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] III-2-2
doof doof: doof (Vijlen) doof [SGV (1914)] III-1-1
dooien afgaan: ⁄t weer geet aaf (Vijlen) dooien [SGV (1914)] III-4-4
doop doop: doop (Vijlen) doop [SGV (1914)] III-3-3