e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q171p plaats=Vlijtingen

Overzicht

Gevonden: 1960
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kegelen kegelen: du: wjut nømə gəki:gəlt (Vlijtingen), keigele (Vlijtingen), kēͅgələ (Vlijtingen) De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] || Zij zijn aan het kegelen. [ZND 36 (1941)] III-3-2
kegels (mv.) kegelen: keigele (Vlijtingen), kegels: mitə k:gəls wjut nømə gəspi:lt (Vlijtingen) Er zijn negen kegels. [ZND 36 (1941)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
keizerskroon paasklok: paosklok (Vlijtingen) Keizerskroon (fritillaria imperialis). De stengel draagt aan zijn top een krans van hangende bloemen, daarboven steekt een kuif van groene bladeren uit. De stengel is onderaan niet - en bovenaan dicht bebladerd; de bloemen zijn geel of oranjerood, bloemde [N 92 (1982)] III-2-1
kelder kelder: kalder (Vlijtingen), kaldər (Vlijtingen) kelder [RND], [ZND 36 (1941)] III-2-1
kerel kadee: Add.  ənə vi:zə kadi (Vlijtingen), kerel: kɛ.rəl (Vlijtingen), Ouder.  kja:l (Vlijtingen), manskerel: Add.  manskja:l (Vlijtingen) kerel [RND] III-3-1
kermis kermis: kERemees (Vlijtingen), kirməs (Vlijtingen), mergen is het kermis (Vlijtingen) kermis [GTRP (1980-1995)], [RND] || Morgen is het kermis. [ZND 39 (1942)] III-3-2
kermistent kraam: kroom (Vlijtingen) Een kermistent [barak, schob]. [N 88 (1982)] III-3-2
kettingeg, weide-eg kettel[eg]: kętǝl[eg] (Vlijtingen) De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ¬¥akkersleep, weidesleep¬¥ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.] I-2
keurmeester duivenkeurder: doovekjërder (Vlijtingen) Hoe heet de man die daar de duiven keurt? [N 93 (1983)] III-3-2
kibbelen stechelen: stichələ (Vlijtingen) het niet eens zijn en ruzie maken over kleinigheden, door wederzijds gebrek aan inschikkelijkheid vooral gezegd van kinderen [stechelen, sechelen, aantelen, akkenaaien, naarswaar-zen, grendelen, stensen, keken, kibbelen] [N 85 (1981)] III-3-1