18552 |
lange smalle broekzak |
boksenschede:
boksesjijj (L386p Vlodrop)
|
zak, lange smalle ~ buiten op de rechter broekspijp waarin een lang mes e.d. wordt weggestoken [bokseschej] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24906 |
lange tijd |
toer:
toer (L386p Vlodrop)
|
een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22150 |
lange voorzijde van de mand |
voorkant:
veurkant (L386p Vlodrop)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: lange voorzijde van de mand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24418 |
langpootmug |
hooiwagel:
huiwagel (L386p Vlodrop),
hooiwagen:
ideosyncr.
huijwage (L386p Vlodrop)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)] || langpootmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
20751 |
langwerpig wittebrood |
weg:
wek (L386p Vlodrop)
|
Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
25079 |
langzaam, traag |
traag:
troag (L386p Vlodrop)
|
langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18222 |
lap |
lap:
lap (L386p Vlodrop)
|
sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18999 |
lasteren |
lasteren:
lasterre (L386p Vlodrop),
roddelen:
roddelle (L386p Vlodrop)
|
het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] || iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
lestig (L386p Vlodrop)
|
het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19031 |
lastig kind |
wars:
weirsj (L386p Vlodrop)
|
een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)]
III-1-4
|