19258 |
bevelen |
bevelen:
beveële (Q112p Voerendaal, ...
Q112p Voerendaal)
|
iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
19238 |
bewerkelijk (zijn) |
lastig:
lestig (Q112p Voerendaal)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
doorslaan:
dørxšloa (Q112p Voerendaal),
droogslaap:
drȳx šloa (Q112p Voerendaal),
inslaan:
enšloa (Q112p Voerendaal),
platslaan:
platšloa (Q112p Voerendaal),
voorbewerking:
vȳrbǝwęrkeŋ (Q112p Voerendaal)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|
25107 |
bewolkte lucht |
bewolkte hemel:
də hīēməl is bəwōkt, mə zuut gēēn štarə (Q112p Voerendaal)
|
Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)]
III-4-4
|
18839 |
bezadigd |
gemoedereerd:
gemoedereerd (Q112p Voerendaal)
|
zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19613 |
bezem |
bezem:
beͅsəm (Q112p Voerendaal)
|
bezem [RND]
III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
steel:
štīəl (Q112p Voerendaal)
|
bezemsteel [RND]
III-2-1
|
19303 |
bezig zijn |
onder handen hebben:
onger heng hubbe (Q112p Voerendaal)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21299 |
bezoek |
bezoek:
bezeuk (Q112p Voerendaal),
gasten (mv.):
gaste (Q112p Voerendaal)
|
de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21509 |
bezoeken |
bezoeken:
kranke bezeuke (Q112p Voerendaal),
opzoeken:
opzeuke (Q112p Voerendaal)
|
een zieke bezoeken [randen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|