e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Voerendaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weegtoestel waag: wǭx (Voerendaal) Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e] II-1
weerborstel borstel: bøštǝl (Voerendaal), weerwas: enne wearwas (Voerendaal) Harde, dikke en stijve stekelharen met een draaiing erin voor op de rug van het varken. [N 76, 13; N 28, 31] || valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] I-12, III-1-1
weerlichten weerlichten: weerleechte (Voerendaal), wéérlichte (Voerendaal), weren: ut weert (Voerendaal), zeebranden: zīēbrénnen (Voerendaal) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx zeebrand: ziëbrand (Voerendaal) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weg weg: wɛəx (Voerendaal) weg [RND] III-3-1
wegbereiders van de processie bijlen: biele (Voerendaal) De groep (militairen, leden van de schutterij) die in de processie vooruit loopt en de eventuele hindernissen opruimt die de processie op haar weg vindt [bielemaander, bielemennekes]. [N 96C (1989)] III-3-3
wei wei: wē̜i̯ (Voerendaal) In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-8
weigerachtig weigeraar: weigereer (Voerendaal) geneigd om te weigeren [weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
weiland in het algemeen wei: węi̯ (Voerendaal) Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8
welbespraakt brutaal persoon muilvechter: moēlvechter (Voerendaal) iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)] III-3-1