23495 |
hagelkruis |
hagelkruis:
hagelkruuts (Q112p Voerendaal)
|
Een in het veld geplaatst kruis ter bescherming van de oogst tegen hagelscha-de [hagelkruus, hagelkruuts?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
27379 |
hak |
hak:
hak (Q112p Voerendaal),
pollevie:
pǫlǝvi (Q112p Voerendaal)
|
De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.]
II-10
|
18180 |
hak van een schoen |
hak:
en hak (Q112p Voerendaal),
pollevie:
polevie (Q112p Voerendaal)
|
hak van de schoen [N 07 (1961)]
III-1-3
|
23342 |
halfvasten(zondag) |
halfvasten:
hàf vaste (Q112p Voerendaal)
|
De vierde zondag van de vasten [haufvaste, halfvaste, körfkeszoondig]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32987 |
halm, stengel van de graanplant |
aar:
[aar] (Q112p Voerendaal)
|
De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.]
I-4
|
28949 |
halsgat |
halslok:
halslǭk (Q112p Voerendaal)
|
Uitsnijding voor de hals bij het colbert. [N 59, 97]
II-7
|
26234 |
halssteen |
halssteen:
halsštęjn (Q112p Voerendaal)
|
Het lager van steen of pokhout waarop de hals van de molenas draait. Zie ook afb. 17. [N O, 28a; A 42A, 4]
II-3
|
23759 |
halve zondag |
halve zondag:
hòve zondig (Q112p Voerendaal)
|
Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17661 |
handen (kindernamen) |
knoevelen:
knoevele (Q112p Voerendaal),
knoeveltjes:
knuuvelkes (Q112p Voerendaal)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
knoken:
kneuek (Q112p Voerendaal),
schoppen:
sjuppe (Q112p Voerendaal)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|