22408 |
sjoelbak |
schuifbak:
schuiëfbak (P227p Vorsen)
|
het spel waarbij gebruik gemaakt wordt van een lange bak, aan het ene eind open en met aan het andere eind vakjes waarin schijven schuivend geworpen moeten worden [sjoelbakken, sjoelen, bakken] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33550 |
sla, algemeen |
salade:
slōͅət (P227p Vorsen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17870 |
slaan |
houwen:
bont ɛn blou gəhout (P227p Vorsen),
slaan:
bont ɛn blou gəslaogə (P227p Vorsen)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
25342 |
slachten |
doden:
dȳjǝ (P227p Vorsen
[(ouder)]
)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|
17553 |
slank |
smal:
smal (P227p Vorsen)
|
Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18246 |
slecht gekleed persoon |
voddenman:
voddeman (P227p Vorsen)
|
In lompen gekleed [haveloos, schab(be)tig, schamel, lommelig] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
33751 |
slecht gesneden hengst |
piet:
pei̯t (P227p Vorsen)
|
Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.]
I-9
|
22337 |
slechte speler |
kweddelaar:
kwedelèer (P227p Vorsen)
|
een slechte speler [kruk] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
32811 |
sleepcultivator, veertandeg |
sleper:
slęi̯pǝr (P227p Vorsen)
|
Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10]
I-2
|
22345 |
sleeën |
sleen:
sléeën (P227p Vorsen)
|
met de ijsslee rijden [narren, sleeën] [N 112 (2006)]
III-3-2
|