e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q117a plaats=Waubach

Overzicht

Gevonden: 6116
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boot(je) boot(je): boot (Waubach) een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] III-3-1
bord telder: telder (Waubach) bord III-2-1
borduren borduren: bordure (Waubach) Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)] III-1-3
boren boren: bōǝrǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Emma]) Algemene benaming voor het maken van boorgaten. Volgens Vanwonterghem (pag. 73) is het woordtype "boren" ook van toepassing op het maken van diepboringen. Het is daarom ook opgenomen in het lemma Diepboren. [N 95, 801; Vwo 167] II-5
borrel schnaps-je: schnäpske (Waubach) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3
borrelen (van water) borrelen: borrele (Waubach, ... ), brobbelen: broebbele (Waubach), krallen: kralle (Waubach), opwellen: öfwelle (Waubach), wellen: welle (Waubach) bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borrelglaasje glaasje: gleske (Waubach, ... ), schopje: klein glaasje  šøͅpkə (Waubach) drinkglas [RND] || glaasje || jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)] III-2-1
borst borstkas: broskas (Waubach) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9
borstel borstel: beustel (Waubach), bøštǝl (Waubach), stropop: sjtreupop (Waubach) borstel [DC 15 (1947)] || Het stijve haar van een varken dat men aan de uiteinden van de pekdraad vastmaakt om de draad gemakkelijker door de met een els geprikte gaten heen te halen. Hensen zegt hierover op pag. 37: "Bij "binnengenaaide" schoenen maakt men gebruik van een pekdraad. Die pekdraad bestaat uit ongeveer 4 tot 6 dunnere draden van vlas welke in elkaar gedraaid worden en van pek voorzien om verrotting door vocht en verschuiving tegen te gaan. De beide uiteinden van de pekdraad moeten geleidelijk uitlopen (rispeleind) om een borstel te kunnen bevestigen. Deze borstels kunnen van varkenshaar zijn of van staal." Zie afb. 14. [N 60, 198a; N 60, 195b; N 60, 238a] || schrobber (van takjes) [DC 15 (1947)] II-10, III-2-1
borstelig haar strohaar: sjtruu hōār (Waubach) borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1