22457 |
ketelmuziek |
ketelmuziek:
kieetelmeziek (L289p Weert)
|
Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22560 |
ketelmuziek maken |
de ezel drijven:
den ieezel drieve (L289p Weert),
ezeldrijven:
ieezeldrieve (L289p Weert)
|
Het gebruik om een serenade met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven [tafelen]. [N 88 (1982)] || Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
26667 |
ketsen, molenkar varen |
(koren) ophalen:
ǫphę̄lǝ (L289p Weert),
brengen:
breŋǝ (L289p Weert),
halen:
hālǝ (L289p Weert),
rijden:
rejǝ (L289p Weert)
|
Zakken graan of meel ophalen en thuisbrengen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord ømolenkarŋ het lemma ɛmolenkarɛ.' [N O, 38q; Vds 267; Jan 259; Coe 238; Grof 264]
II-3
|
19545 |
ketsgereedschap |
ketstuig:
ketstuug (L289p Weert)
|
slagpen, stalen ~ en vuursteen in de tondeldoos te zamen (ketsgetuig) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32783 |
kettingeg, weide-eg |
ketting[eg]:
kęteŋ[eg] (L289p Weert),
wei[eg]:
węi̯[eg] (L289p Weert)
|
De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ´akkersleep, weidesleep´ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.]
I-2
|
19665 |
keuken |
keuken:
kyəkə (L289p Weert)
|
keuken
III-2-1
|
19496 |
keukenrek |
schap:
sxāp (L289p Weert),
stortbank:
komt van störtbânk: schapraai
støͅrba.ŋk (L289p Weert)
|
de plank waarop het keukengerief wordt gezet [ZND 32 (1939)] || stellage voor borden en kommen, schapraai
III-2-1
|
22019 |
keuring |
keuring:
’t kuuring (L289p Weert),
tentoonstelling:
tentoeenstelling (L289p Weert)
|
Hoe noemt men een competitieve keuring van duiven, waaraan prijzen verbonden zijn? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22020 |
keurmeester |
keurmeester:
kuurmeister (L289p Weert)
|
Hoe heet de man die daar de duiven keurt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
26508 |
keurtouwtje |
kroptouw:
krǫptǫw (L289p Weert)
|
Touwtje aan het schoen waarmee de molenaar door het heen en weer te trekken ervoor zorgt dat er meer of minder graan in het kropgat terecht komt. De opgaven voor het keurtouwtje en het spankoord lopen dooreen. [N O, 19o]
II-3
|