e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Weert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luias as van het luiwerk: as van het luiwerk (Weert), luias: lø̜jas (Weert) De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45] II-3
luid schreien beuken: bäöke (Weert), böökke (Weert), brullen: brulle (Weert, ... ), krijten: ook materiaal znd 28, 53  kriete (Weert), toeten: toête (Weert), zumpen: zûmpe (Weert), ook materiaal znd 28, 53  zumpe (Weert) hard huilen || hevig huilen || luid huilen || luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] || zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)] III-1-4
luiden luiden: de klok lowe (Weert), louwe (Weert), lowe (Weert) De klok luiden. [ZND 30 (1939)] || Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor de mis de mis luiden: de mes louwe (Weert), luiden: et loetj (Weert), lowe (Weert), luiden voor de mis: ’t loedj vur de mès (Weert) De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] || Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] III-3-3
luiden voor een begrafenis uitluiden: et lieek wuundj oetgeloedj (Weert) Het luiden bij de begrafenis [t loet tsóm jraaf?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luie of slordige naaister of kleermaker luie naaister: lø̜j nɛjstǝr (Weert), rauwe naaister: rǫw nɛjstǝr (Weert) Een naaister of kleermaker die met een te lange draad naait, werkt minder snel en slordiger dan met een draad van normale lengte. [N 62, 1g; N 59, 72] II-7
luien luien: lø̜jǝ (Weert), optrekken: ǫptrękǝ (Weert) Zakken met hand-, wind- of waterkracht optrekken. [N O, 26a] II-3
luier luier: luier (Weert, ... ), pisdoek: pisdook (Weert, ... ), windel: windjel (Weert) luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2
luieren luieriken: luierikke (Weert), luiwammesen: luiwammesse (Weert) zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)] III-1-4
luiermand kindskorf: kenskø̜rǝf (Weert), kenskǫrǝf (Weert), kinskorref (Weert), luiermand: luiermang (Weert), lø̜jǝrmaŋ (Weert) korf; Welke verschillende namen voor verschillende korven kent uw dialect? Geeft u een zo volledig mogelijke opsomming [N 20 (zj)] || mand; Welke verschillende namen voor verschillende manden kent uw dialect verder nog? geeft u een zo volledig mogelijke opsomming, zonodig met afbeldingen en toelichting. [N 20 (zj)] || Uit witte wissen of buffwissen vervaardigde wasmand voor kinderkleertjes, en dan met name voor luiers. [N 40, 107; N 40, 108; monogr.] II-12, III-2-2