25210 |
wolkenbank |
streep in de lucht:
streep īnne locht (L289p Weert),
wolkenbank:
wollekebank (L289p Weert)
|
lange streep wolken die onbeweeglijk aan de horizon hangt [bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24697 |
wollegras |
wollegras:
± Veldeke
wōllegraas (L289p Weert)
|
Wollegras (eriophorum 20 tot 60 cm grote plant. De plant is dicht zodevormig, naar de top driekantig; aartjes 3-5; de vruchten hebben een lange, witte, wollige pluis. Bloeitijd in april en mei. Algemeen (veenvlok, pluisje, lok, vlok). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18132 |
wonde |
gat:
gaat (L289p Weert),
wonde:
wond (L289p Weert),
wong (L289p Weert)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23919 |
wonderdoener |
toveren (ww.):
toavere (L289p Weert)
|
Een wonderdoener. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23918 |
wonderen doen |
mirakels doen:
merakele doon (L289p Weert),
wonderen doen:
wongere doon (L289p Weert)
|
Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19835 |
wonen |
houden:
hoaje (L289p Weert),
© in WlWb, hebben?
haoje (L289p Weert),
huizen:
hoeze (L289p Weert),
wonen:
woine (L289p Weert),
woune (L289p Weert),
wuənə (L289p Weert)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || huizen (ww.) [SGV (1914)] || nestelen, wonen van vogels || wonen [SGV (1914)]
III-2-1, III-4-1
|
30806 |
worm- en horzelgat |
horzelbeet:
hǫrzǝlbīt (L289p Weert)
|
Gat in het leer, veroorzaakt door een horzelsteek. Runderhorzels leggen hun eieren in de huid van de koe. Als de larven er weer uit zijn gekropen, blijft er een klein gaatje over, dat weliswaar weer dichtgroeit, maar toch altijd een zwakke en lelijke plek in het leer blijft geven (Liedmeier, pag. 2). Steken van andere insecten kunnen dezelfde kwaliteitsverminderende invloed op het leer hebben. [N 60, 7b; N 36, 7]
II-10
|
33601 |
wormsteek |
wormsteek:
wôrremsteek (L289p Weert)
|
wormstekig fruit
I-7
|
21096 |
wormsteek (subst.) |
wormsteek:
wormsteek (L289p Weert)
|
wormstekig ve appel (subst.) [DC 23 (1953)]
III-2-3
|
21014 |
wormstekig |
verwormd:
± WLD
verwōrmdj (L289p Weert, ...
L289p Weert),
wormstekig:
wormstekig (L289p Weert)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)]
I-7, III-2-3
|