e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q278p plaats=Welkenraedt

Overzicht

Gevonden: 1023
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
timmerman schrijner: šrīnǝr (Welkenraedt) Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.] II-12
tong tong: zen tông is angelaajen (Welkenraedt) Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)] III-1-1
tortelduif tortelduif: torteldoef (Welkenraedt, ... ) tortelduif [ZND 08 (1925)] || Tortelduif. [ZND 08 (1925)] III-3-2, III-4-1
tralie tralie: trēͅljə (Welkenraedt) een ijzeren tralie [ZND 08 (1925)] III-2-1
trap trap: trap (Welkenraedt, ... ) trap [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)] III-2-1
trechter trechter: treͅətər (Welkenraedt) trechter [ZND 08 (1925)] III-2-1
trekharmonica kwetsbuidel: pejoratief  kwitšbül (Welkenraedt), monica: munəka (Welkenraedt) Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)] III-3-2
trekken trekken: trekke (Welkenraedt) wij trekken [ZND 08 (1925)] III-1-2
treuzelaar klommelaar: wat ne klommelder (Welkenraedt) Wat een treuzelaar! [ZND 08 (1925)] III-1-4
treuzelen klommelen: heé es aate an het klommele (Welkenraedt) Hij zit daar te treuzelen (talmen, zeer langzaam handelen). [ZND 08 (1925)] III-1-4