e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hagedis ektis: door intellectuelen: hagedis  abdis (Wellen), ook in ZND 01u, 168  abdis (Wellen) hagedis, de gewone, lacerta agilis [ZND 47 (1950)] || hagedis, muurhagedis [ZND 01 (1922)] III-4-2
hagelen hagelen: hachele (Wellen) hagelen [ZND 01 (1922)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel hagel: hàxəl (Wellen), hagelkoren: hōͅgəlkoərəs (Wellen), hagelsteen: hachelstèen (Wellen) hagelsteen [ZND 01 (1922)] || hagelsteen, hagelkorrel [N 22 (1963)] III-4-4
hagelsteen, hagelkorrel (mv.) hagelsteen: hachelsteen (Wellen), hogəlsty(3)̄n (Wellen) hagelsteen, zo dik als ... [ZND 26 (1937)] III-4-4
hagelx hagel: (grêle).  hachel (Wellen), (petit plomb).  hâgel (Wellen) hagel [ZND 01 (1922)] III-4-4
hagen hagen: hā.gǝ (Wellen), hōgǝ (Wellen), hǭgǝ (Wellen) De vormelingen opstapelen op het hagebed. De stenen worden daartoe schuin en kruisgewijs op hun kant gezet, kop op kop. Op deze wijze kan de wind gemakkelijk tussen de openingen spelen en het droogproces versnellen (Schuddinck, pag. 102). De woordtypen vlaggen (P 48) en hallen (L 315, L 355) duiden waarschijnlijk het stapelen van stenen onder rietmatten of in een haaghut aan. Zie ook het lemma ɛrietmattenɛ.' [N 98, 101; N 98, 106; L 1a-m; L 26, 10; S 12; monogr.; N 98, 101 add.] II-8
hak bietenkrebber: bęi̯tǝkrɛbǝr (Wellen), hak: hak (Wellen), krebber: krębǝr (Wellen), krɛbǝr (Wellen), pollevie: pǫlǝvi (Wellen), vers: vās (Wellen) De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.] || Werktuig om de grond los te hakken, spade met een gekromd blad. Het gereedschap had een algemeen doel en diende, behalve om te wieden, ook voor andere doeleiden, zoals het schrapen (van strooisel of mest), het egaliseren van te diep uitgereden karresporen, het aanhogen van aardappelen (vergelijk het lemma Aanaardhak), enz. Deze nevendoeleinden zijn hier en daar in de benamingen terug te vinden. [N 11, 88; N 12, 45; N 15, 4 en 6a; N 18, 37, 40 en 41; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 42, 40; monogr.] I-5, II-10
hak van een schoen pollevie: het ijzer in den vorm van een hoefijzer onder den hiel van een schoen geplaatst  pollevie (Wellen), pollevij: Soort lopen, b.v. de kinderen - in de weide.  polleviënen (Wellen), vers: de va.s (Wellen), de vas (Wellen), vaas (Wellen), vâ-s (Wellen) hoe heet het achterdeel van de schoen (fr. talon) ? [ZND 29 (1938)] || Kent u het woord pollevie? Uitspraak en betekenis. toelichting: wat wordt hiermee bedoeld? [ZND 48 (1954)] || Pollevij (achterlap van een schoen; fr. talon). [ZND 05 (1924)] || pollevij, pollevie (uitspraak en betekenis) [ZND 40 (1942)] III-1-3
hak van het blad van de zeis vars: vɛ̄.s (Wellen) Het brede uiteinde van het blad van de zeis, aan de zijde van de arend. Zie afbeelding 5, nummer 2. Sommige opgaven hebben betrekking niet alleen op het puntige uiteinde van de snede aan de zijde van de arend, maar op de gehele brede zijde van het blad, doorlopend tot de rug. Van een dergelijke toevoeging is sprake bij: vars 113, 115, 117, 118a, 172, 173, 176a, 179, 182, 219, 177, 186, 223, Q 73, 157a, 160, 161, 164, 166, 240; voet: L 324. [N 18, 68b; JG 1a, 1b; monogr.] I-3
hakbak hakla: haklǭ (Wellen) De ladevormige houten bak met open voorzijde waarin het vlees fijngekapt wordt. [N 28, 114] II-1