22633 |
knikker add. |
krot:
krōēt (Q078p Wellen)
|
Waardeloze stenen knikker. [ZND m]
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
klitsen:
klitsen (Q078p Wellen)
|
Lievelingsspel 3. [SND (2006)]
III-3-2
|
22364 |
knikkerkuiltje |
putje:
peutje (Q078p Wellen)
|
het holletje in de grond bij t knikkeren [kuil, kuiltje, putje, O, demke] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22471 |
knikkers laten rollen |
trullen:
trulle (Q078p Wellen)
|
knikkers laten rollen [druilen, trullen, dullen, reuzelen, dreutelen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22503 |
knikkers laten stuiteren |
vleugen:
vleuge (Q078p Wellen),
Met den knikker schieten zonder den grond te raken vóór het doel (vlucht?).
vleùge (Q078p Wellen)
|
knikkers laten stuiteren in het knikkerspel [bonken, kletsen] [N 112 (2006)] || Knikkerspel. [ZND m]
III-3-2
|
22820 |
knikkertermen |
bevoezelen?:
Bedriegen.
bevözele (Q078p Wellen),
voezelen?:
Te ver vooruitkomen.
vözele (Q078p Wellen)
|
Knikkerspel. [ZND m]
III-3-2
|
17784 |
knipogen |
een oog pitsen:
èn oug pitse (Q078p Wellen),
een oogje pitsen:
een egske pitse (Q078p Wellen),
en eugske pitse (Q078p Wellen)
|
knipogen [ZND 01 (1922)] || knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)]
III-1-1
|
28942 |
knippatroon |
patroon:
pǝtrō (Q078p Wellen)
|
Een naar de vereiste vorm geknipt of te knippen stuk papier, waarnaar de stof voor kledingstukken geknipt wordt. [N 59, 48a; N 62, 4; MW; monogr.]
II-7
|
25080 |
knoeien, morsen, bevuilen |
begaden:
begoaië (Q078p Wellen),
begâ-ë (Q078p Wellen),
zen kleer begao-e (Q078p Wellen),
smodderen:
smodderen (Q078p Wellen),
zich besmodderen:
zich besmoddere (Q078p Wellen)
|
bevuilen [ZND 32 (1939)], [ZND m] || zich bevuilen [ZND m]
III-4-4
|
21001 |
knoflook |
look:
loek (Q078p Wellen)
|
look [ZND 01 (1922)]
I-7
|