e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): heilige (m)  enne patro(e)n (Wellen) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: de poo(e)s (Wellen) De paus. [ZND 40 (1942)] III-3-3
peen, wortel poten: paute (Wellen) I-7
peer, soorten peer: peejer (Wellen), piər (Wellen) [ZND 31 (1939)] I-7
peetoom peter: pijter (Wellen), peteren: pettere (Wellen, ... ), pèttere (Wellen), pɛ̄tərə (Wellen) hoe heet de man die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peettante paat: pai̯t (Wellen), pao.t (Wellen), pawet (Wellen), paöt (Wellen), poat (Wellen) hoe heet de vrouw die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peilmerk peil: pęǝl (Wellen) Een van overheidswege aangebracht merkteken in de vorm van een nagel, bout (l 371) of ingemetselde steen (l 368) waarmee het hoogst toelaatbare waterpeil wordt aangegeven. Volgens Coenen (pag. 52) gold het systeem van de peilnagel niet in Nederland. Men kende daar wel een schaallat waarop men steeds het peil kon aflezen. [Vds 54; Jan 54; Coe 40; Grof 70] II-3
pek hars: hās (Wellen), pek: pę̄k (Wellen) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10
pekdraad harstedraad: hāstǝndrōwt (Wellen) De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39] II-10
pekel pekel: pēkǝl (Wellen) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1