e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laaggelegen weidegrond broek: brūk (Wellerlooi), hooiwei: hø̜u̯węi̯ (Wellerlooi) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: lęxt (Wellerlooi) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars tot of boven de knie dijlaars: boven de knie  dijlaerze (Wellerlooi), laars: tot de knie  laarze (Wellerlooi), stevel: tot de knie  steevels (Wellerlooi) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
lam lam: lām (Wellerlooi), lammetje: lɛmkǝ (Wellerlooi), lɛmpkǝ (Wellerlooi), liemes: limǝs (Wellerlooi), schaapje: sxø̜pkǝ (Wellerlooi) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lamp lamp: laamp (Wellerlooi) lamp [SGV (1914)] III-2-1
landerijen akker: akǝr (Wellerlooi), veld: vɛ̄lt (Wellerlooi) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8
landstreek streek: streek (Wellerlooi) streek (in deze ~) [SGV (1914)] III-4-4
langpootmug langpootmug: langpoeuetmug (Wellerlooi) langpootmug [DC 18 (1950)] III-4-2
lantaarn lucht: leucht (Wellerlooi) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1
larven larven: larvǝ (Wellerlooi) Toestand van larf van het broed vóór de verzegeling. Normaal is dat de eieren, zowel die waaruit werkbijen als die waaruit darren of moeren geboren worden, na drie dagen uitkomen in de vorm van een larf of made. Na vijf dagen heeft de larf door goed voeren een gewicht bereikt dat het 1500-voudige is van haar geboortegewicht. Vijf dagen duurt deze toestand als larf. Vervolgens wordt de cel verzegeld en treedt verpopping op van de larf. Dertien dagen zit ze in de gesloten cel. In totaal duurt het dus 21 dagen, voor dat werkelijke werkbij er is. Bij de dar duurt deze periode 24 dagen en bij de koningin slechts 15 à 16 dagen. [N 63, 21b; Ge 37, 68] II-6