21915 |
jaarduif |
jaarduif:
juo`r-dauf (Q164a Widooie)
|
Jaarduif.
III-3-2
|
18259 |
jak |
jupe (fr.):
jop (Q164a Widooie)
|
jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
ook materiaal znd 27, 44
djaloes (Q164a Widooie)
|
jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jong (Q164a Widooie)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jong (Q164a Widooie)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋk (Q164a Widooie)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|
21910 |
jonge duif |
pieper:
piej-pêr (Q164a Widooie)
|
Jonge duif.
III-3-2
|
33341 |
jongste knecht, manusje van alles |
varkensherd:
vɛrǝkǝshiōt (Q164a Widooie)
|
Hulpje op de boerderij. In dit lemma is alleen datgene opgenomen wat nog niet in de lemma''s "knecht, algemeen" (1.3.12) of "koehoeder" (1.3.14) is behandeld. Vaak echter wordt de koejongen ook voor allerlei kleinere karweitjes op en om de boerderij ingezet. Onder klooier wordt een varkenshoeder verstaan. Een aanspender (afgeleid van ''aanspannen'') is een beginneling, die pas van school komt. Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1c; monogr.]
I-6
|
21335 |
jood |
jood:
ne jud, twee judden (Q164a Widooie, ...
Q164a Widooie)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
Djudas (Q164a Widooie)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|