e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Widooie

Overzicht

Gevonden: 327

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoepel band: meervoud. bèn  band (Widooie) Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)] III-3-2
hoeveelheid halmen voor een halve schoof hoop: hǫu̯p (Widooie) In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.] I-4
hokjes waarin een duivenmand verdeeld is loge (fr.): losj (Widooie) Vak in duivenhok. III-3-2
hommel hommel: ook in ZND 01, a-m  hoemel (Widooie) hommel [ZND 27 (1938)] III-4-2
hoofddoek neusdoek: nøi̯zduk (Widooie) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] I-4
hoofdkussen hoofdkussen: hø&#x0304tkø&#x0304sə (Widooie) hoofdkussen [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdpijn hoofdpijn: heudpijn (Widooie), koppijn: koppijn (Widooie) Hoofdpijn. Ik heb hoofdpijn. [Lk 05 (1955)] III-1-2
hoog tijd hoog tijd: hoogtijd (Widooie) Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)] III-3-3
hoogdag hoogtijd: vier hoogtij (Widooie) Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)] III-3-3
hoogsel hoogsels: hø̄xsǝls (Widooie) Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.] I-13