24179 |
kauw |
kraai:
krè (Q164a Widooie)
|
kerkkauw [ZND 27 (1938)]
III-4-1
|
19926 |
keffen |
keffen:
keffen (Q164a Widooie, ...
Q164a Widooie)
|
keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
22497 |
kegelbaan |
kegelsbaan:
kej-gêls-baon (Q164a Widooie)
|
Kegelbaan.
III-3-2
|
21283 |
kerel |
kerel:
kia͂l (Q164a Widooie)
|
Een sterke kerel [ZND 27 (1938)]
III-3-1
|
29111 |
keren |
draaien:
dręjǝ (Q164a Widooie)
|
Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW]
II-7
|
20256 |
kerkhof |
kerkhof:
m
keͅrkhof (Q164a Widooie)
|
Kerkhof. [ZND 14 (1926)]
III-3-3
|
22803 |
kermis |
kermis:
kérmês (Q164a Widooie)
|
Kermis.
III-3-2
|
22817 |
kermismolen |
paardsmolen:
pjads-meu-lê (Q164a Widooie)
|
Draaimolen.
III-3-2
|
18208 |
kiel |
kiel:
kiel (Q164a Widooie)
|
kiel (kledingstuk voor mannen) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
kijnen:
kɛi̯nǝ (Q164a Widooie)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|