28175 |
hoofd ventilator |
ventilateur:
vɛntǝlatø̜̄r (K361p Zolder
[(Zolder)]
[Eisden])
|
De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.]
II-5
|
34638 |
hoofdbord |
hoofd:
høt (K361p Zolder)
|
Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr]
I-13
|
18187 |
hoofddoek |
doek:
dok (K361p Zolder),
neusdoek:
nøzdōk (K361p Zolder)
|
Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c]
I-4
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdenkaas:
hytəkieͅs (K361p Zolder),
kipkap:
kepkáp (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)]
III-2-3
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
los (K361p Zolder, ...
K361p Zolder),
løi̯s (K361p Zolder)
|
hoofdluis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
koͅpijn (K361p Zolder)
|
ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
33932 |
hoofdstel |
kopstuk:
kǫpstø̜k (K361p Zolder)
|
Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.]
I-10
|
23341 |
hoofdtooi van communiemeisjes |
kroontje:
kryŋkə (K361p Zolder)
|
Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)]
III-3-3
|
22077 |
hoog vliegen |
hoog vliegen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!
de douve vlīē.gen hōē.ch (K361p Zolder)
|
Hoe zegt men: de duiven vliegen hoog (bijv. bij mooi weer)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34161 |
hoogdrachtig |
vol:
vǫl (K361p Zolder)
|
Duidelijk drachtig. [N 3A, 34]
I-11
|