19322 |
opschepper |
blaas:
blòòës (Q001p Zonhoven),
blagueur (fr.):
cf. VD s.v. "blagueur
blágöör (Q001p Zonhoven),
jan-mijn-kloten:
ne ja.n m’n kloete (Q001p Zonhoven),
janneman:
jannema.n (Q001p Zonhoven),
stoefbroek:
cf. VD s.v. "III. stoffen"en "stoefen
stòfbròk (Q001p Zonhoven),
stoefer:
stóffər (Q001p Zonhoven),
cf. VD s.v. "III. stoffen"en "stoefen
stòffer (Q001p Zonhoven),
stoeferd:
cf. VD s.v. "III. stoffen"en "stoefen"cf. VD s.v. "III. stoffen"en "stoefen
stòffert (Q001p Zonhoven),
stoefkont (vr.):
cf. VD s.v. "III. stoffen"en "stoefen
stòfkó.nt (Q001p Zonhoven),
stuiter:
cf. WNT XVI s.v. "stuiten (II)"pochen, bluffen, snoeven, opsnijden
stöö.ter (Q001p Zonhoven),
waterblaas:
wao.ëterblòòës (Q001p Zonhoven)
|
blaaskaak, pocher || bluffer, snoever, zwetser || opschepper || pocher || pocher, snoever || stoefbroek, pocher || stoefer, pocher || stoefkont, pocherige vrouw
III-1-4
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opschuiven (Q001p Zonhoven),
opzij gaan:
op zij gaan (Q001p Zonhoven)
|
Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19290 |
opspelen |
sjamfoeteren:
fr. Jean foutre
sjamfoetere (Q001p Zonhoven)
|
opspelen, uitvaren tegen iemand
III-1-4
|
33152 |
opstapelen van graanzakken |
op hopen leggen:
ǫp hup lęgǝ (Q001p Zonhoven),
opeentassen:
ǫpīntasǝ (Q001p Zonhoven),
ophopen:
ǫphypǝ (Q001p Zonhoven)
|
Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24]
I-4
|
33078 |
opsteken van de schoven |
opsteken:
ǫpstē̜ǝkǝ (Q001p Zonhoven)
|
Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
17900 |
optillen |
heffen:
høfən (Q001p Zonhoven),
opheffen:
ophūffen (Q001p Zonhoven),
ophə:fə (Q001p Zonhoven),
oͅphøffən (Q001p Zonhoven),
òphøfə (Q001p Zonhoven)
|
dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || heffen (hij hief op) [ZND 01 (1922)] || optillen [RND]
III-1-2
|
20201 |
opvoeden, grootbrengen |
groottrekken:
groettrèkke (Q001p Zonhoven),
opbrengen:
ó(p)brè.nge (Q001p Zonhoven)
|
opvoeden || opvoeden, grootbrengen
III-2-2
|
28104 |
opvullen |
stape maken:
stap mākǝ (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Eisden])
|
Een ontkoold pand met stenen en/of zand opvullen. [N 95, 541; N 95, 542; N 95, 543; N 95, 555; monogr.; Vwo 731; Vwo 732; Vwo 847]
II-5
|
28103 |
opvulling |
blaasvulling:
blǫwsvøleŋ (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Maurits])
|
Het opvullen van de door de koolwinning ontstane lege ruimten. Dit kan met de hand gebeuren ofwel mechanisch, bijvoorbeeld met behulp van een bandtransporteur, een snelroterend schoepenrad of een blaasmachine. Het doel van de opvulling is tweevoudig: ten eerste het dak ondersteunen om de bovengrondse verzakkingen tot een minimum te beperken en, ten tweede, om de luchttocht zo dicht mogelijk langs het koolfront te brengen (Defoin pag. 105). [N 95, 542; N 95, 543; N 95, 555; Vwo 135]
II-5
|
28105 |
opvulling, opvulmateriaal |
stape:
stap (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Eisden])
|
Het materinal waarmee de door de koolwinning ontstane lege ruimten worden opgevuld. [N 95, 540; N 95, 543; N 95, 103; N 95, 104; monogr.; Vwo 135; Vwo 419; Vwo 533; Vwo 730; Vwo 848]
II-5
|