31689 |
zagerij |
zegerij:
ziǝgǝręj (Q001p Zonhoven),
zę.ǝgǝrɛj (Q001p Zonhoven)
|
In grotere timmermans- of meubelmakersbedrijven de afdeling waar het machinale zaagwerk wordt gedaan. [N 55, 178c; monogr.]
II-12
|
18393 |
zak in kledingstuk |
maal:
maoël (Q001p Zonhoven),
moal (Q001p Zonhoven),
tas:
tés (Q001p Zonhoven)
|
**tes: zak in kledingstuk || maal: zak van een broek, vest e.d. || Zak in een kledingstuk [zak, tes, maal] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18186 |
zakdoek |
maalslat:
maoəsslad (Q001p Zonhoven),
moəlslad (Q001p Zonhoven),
ss. maoël en slat.
maoëslat (Q001p Zonhoven),
neusdoek:
naəsdok (Q001p Zonhoven)
|
zakdoek || Zakneusdoek (fr. mouchoir). [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
18783 |
zakdoek: pochette |
stoefertje:
[Van Dale: stoefer -> stoefzakdoek, <gew.> pochet]
stòfferke (Q001p Zonhoven)
|
**stoefertje: lefdoekje, *stoefzakdoek
III-1-3
|
20307 |
zakgeld |
pree:
fr. "prêt"= lening, soldij (prêter = lenen lat. "praestare
preej (Q001p Zonhoven),
zondagsgeld:
só.ndaochsgé.lt (Q001p Zonhoven)
|
zakgeld
III-2-2
|
18234 |
zakhorloge |
horloge:
herlooëzje (Q001p Zonhoven),
horloge (Q001p Zonhoven),
raap:
Scherts.
ròòëp (Q001p Zonhoven)
|
raap: (scherts.) horloge || uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)] || Zakhorloge. Uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [uur, knol, raap] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
23226 |
zalig |
zalig:
zaolig (Q001p Zonhoven),
zoͅləch noijoər (Q001p Zonhoven),
ə zaolich en gəlökkich nowjoər (Q001p Zonhoven)
|
Zalig (of Gelukkig, enz.) Nieuwjaar! [ZND 05 (1924)] || Zalig, gelukzalig [zaalig, zaolig, zeelig]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33678 |
zand, zandgrond |
zand:
zã.t (Q001p Zonhoven),
zā.nt (Q001p Zonhoven),
zavel:
zāvǝl (Q001p Zonhoven)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
24967 |
zandbank |
zandbank:
zandbank (Q001p Zonhoven)
|
zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20898 |
zandgebak |
droge vlaai:
’n drūūg vlao.ëj (Q001p Zonhoven)
|
zandtaart
III-2-3
|