22398 |
kienen |
kienen:
kinnə (Q179a Zussen)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
22324 |
kiskassen |
schijfwerpen:
shijfwerpe (Q179a Zussen)
|
Lievelingsspel 5. [SND (2006)]
III-3-2
|
22363 |
knikker |
klits:
, /
klitsen (Q179a Zussen),
klutsen (Q179a Zussen)
|
knikkers [SND (2006)]
III-3-2
|
22361 |
knikkeren |
klitsen:
klutsen (Q179a Zussen)
|
Lievelingsspel 1. [SND (2006)]
III-3-2
|
19350 |
knorrepot |
hatelijke kerel:
wat n hőͅtələkə kēͅrəl (Q179a Zussen)
|
Wat een gemelijke kerel (altijd misnoegd, knorrig). [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
19407 |
koekenpan |
koekenpan:
kukəpan (Q179a Zussen)
|
pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19515 |
koffiepot |
koffiepot:
kofəpoͅt (Q179a Zussen)
|
pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19582 |
kopje |
tas:
tas (Q179a Zussen)
|
drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32536 |
korf |
korf:
kęrǝf (Q179a Zussen)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten en van een hengsel voorziene mand. Zie ook afb. 284. [N 20, 53; N 40, 37; monogr.]
II-12
|
18216 |
korte laars |
get:
gettə (Q179a Zussen)
|
Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|