e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blaren afblotten: blǫt˱ af (Kwaadmechelen, ... ), āf˱blǫtǝ (Hamont  [(de verf schilfert op)]  ), blaasjes trekken: trø̄kt˱ blȳskǝs (Hasselt), blaren: blowǝrt (Sint-Truiden), blørt (Peer), blø̄rt (Achel), blø̜̄rǝ (Castenray, ... ), blīrt (Opglabbeek), blīǝrt (Opitter), blōrt (Spalbeek), blōǝrt (Bilzen), blōǝt (Gingelom), blǫrt (Bocholt), blǫrǝ (Hechtel), blǭrt (Borlo, ... ), blǭrtj (Weert), blǭrǝ (Belfeld, ... ), blǭǝrt (Neerpelt), blǭǝtj (Ophoven), blaren geven: blaren geven (Sint Huibrechts Lille), blaren gooien: gujt˱ blǭrǝ (Sint-Truiden), gōjt˱ blōǝrǝ (Wellen), blaren maken: makt˱ blwǫrn (Zonhoven), blaren smijten: smet˱ blǭrǝ (Heers), smęt˱ blǭrǝ (Mielen-boven-Aalst), blaren trekken: blōrǝ trekǝ (Kuringen), blǭrǝ trękǝ (Heppen, ... ), blǭrǝn trękǝ (Zolder), blaren werpen: blǭrǝ węrǝpǝ (Voort), blazen: bloǝs (Gutschoven), blwǫs (Genoelselderen), blø̄ǝs (Jeuk), blōst (Spalbeek), blūzǝ (Riksingen), blǭs (Vroenhoven), blǭst (Hasselt, ... ), blǭzǝ (Hasselt), blǭǝs (Jeuk), blazen broeien: brȳt˱ blǭzǝ (Sint-Martens-Voeren), blazen gooien: gōjt˱ blwǭzǝ (ɛS-Herenelderen), blazen krijgen: kręjx˱ blōzǝ (Zichen-Zussen-Bolder), blazen maken: mikt˱ blǭzǝn (Stokrooie), blazen opkrijgen: krēx˱ blǫwzǝ ǫp (Mal), blazen trekken: blōzǝ trękǝ (Zichen-Zussen-Bolder), bluisteren: blustǝrǝ (Dilsen, ... ), blø̜jstǝrt (Lommel), blūstǝrǝ (Lanaken, ... ), blutsen: bløtst (Sint-Lambrechts-Herk), bollen: bølt (Achel), brobbelen: brubǝlt (Wellen), brøbǝlt (Rosmeer), brē̜bǝlt (Sint-Truiden), daar komen blazen op de verf: dǫ kǫ̃mǝ blǭzǝn ǫp ˲dǝ vɛrǝf (Rekem), doorlopen: dǫwrlǫwpǝ (Wellen), in blazen trekken: en blǭzǝ trękǝ (Leopoldsburg), en blǭzǝn trękǝ (Oostham), ǝ blōzǝ trękǝ (Moresnet), intrekken: entrękǝ (Landen), invreten: vret˱ īn (Vroenhoven), opblaren: blø̄ǝt˱ ǫp (Helchteren), blē̜rt˱ ǫp (Neeroeteren, ... ), blōwǝrt˱ ǫp (Lommel), blǫwrt˱ ǫp (Beringen), blǭrt˱ ǫp (Kaulille), opblazen: blos˱ ǫp (Borgloon), bluǝs˱ ǫp (Zepperen), blwǫst˱ ǫp (Ulbeek), blȳšt˱ ǫp (Zonhoven), bløǝst˱ ǫp (Lanaken), blūs˱ ǫp (Zepperen), opblotten: ǫp˱blǫtǝ (Diepenbeek, ... ), opbluisteren: blēstǝrt˱ ǫp (Borgloon), ǫp˱blustǝrǝ (Rotem), opblutsen: blø̜tst˱ ǫp (Kortessem), ophikkelen: hekǝlt˱ ǫp (Gorsem), oppoffen: ǫppufǝ (Rijkhoven, ... ), opschulpen: sxø̜̄lpt˱ ǫp (Jeuk), optrekken: ǫptrekǝ (Sint-Lambrechts-Herk), poffen: pufǝ (Mheer), rompelen: roǝmpǝlt (Kwaadmechelen), trekken: trękǝ (Bree), verfrommelen: vǝrfrǫmǝlt (Tessenderlo), verrompelen: vǝrrømpǝlt (Groot-Gelmen), vol blaren komen: kemt ˲vǫl blǭrǝ (Gruitrode), zich bijeen zetten: zex˱ bǝjē.n zętǝ (Kaulille), zich blaren: blīrt ˲zex (Neeroeteren), zich opgeven: gīf ˲zex˱ ǫp (Vroenhoven), zich opzetten: søt ˲zøx˱ ǫp (Rekem), zwellen: zwilǝ (Kaulille) Blaarvorming op het produkt bij het bakken, veroorzaakt door korrels ijzererts die in de klei zijn blijven zitten. [monogr.] || Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.] II-8, II-9