21441 |
onbetrouwbare koopman |
<omschr.> die springt dich in de nak:
dee sjpringt dich i-gen-nak (Q039p Hoensbroek),
<omschr.> niet veel goede lamp hebben:
Opm. zie ook antwoord bij vraag 51!
neet vööl gode lamp höbbe (Q033p Oirsbeek),
aftroggelaar:
ps. omgespeld volgens Frings.
āftreͅgəlijər (Q002p Hasselt),
afzetten (ww.):
afzetten (L282p Achel),
afzetter:
ps. omgespeld volgens Frings.
āfseͅtər (L423p Stokkem),
āfzɛtər (L420p Rotem),
ōͅfsetər (Q093p Rosmeer),
bedriegen (ww.):
bedriegen (L282p Achel),
bedrieger:
bedrèger (Q113p Heerlen),
Opm. zie ook antwoord bij vraag 51!
ene bedreeger (Q033p Oirsbeek),
Opm. zo wordt het ook genoemd.
bedreeger (Q117a Waubach),
ps. omgespeld volgens Frings.
bədreͅjgər (Q002p Hasselt),
beschijten (ww.):
besjiete (L381p Echt/Gebroek),
beschijter:
beschieter (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
enne beschieter (L159a Middelaar),
beschijterd:
beschietert (L373p Roosteren),
bezeiklap:
bezeiklap (L429p Guttecoven),
charlatan (fr.):
ps. omgespeld volgens Frings.
šarlətāŋ (L423p Stokkem),
deugeniet:
ps. omgespeld volgens Frings.
døͅi̯gənit (P048p Halen),
deugniet:
ps. omgespeld volgens Frings.
d"xnit (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
flessentrekker:
flessentrekker (Q095p Maastricht),
foetelaar:
foetelaer (Q111p Klimmen),
foeteleer (Q039p Hoensbroek),
foeteler (Q204a Mechelen),
inne fōēteleer (Q039p Hoensbroek),
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
foeteleèr (Q113a Welten),
Opm. zie ook antwoord bij vraag 51!
ene foetelaer (Q033p Oirsbeek),
ps. invuller heeft geen spellingssyteem genoteerd, dus letterlijk overgenomen (niet(s) omgespeld!).
fōēteler (Q117a Waubach),
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
fōētelaer (Q032a Puth),
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
unne fōēteleer (Q204a Mechelen),
ps. omgespeld volgens Frings.
nə fudəleͅr (L355p Peer),
ənə fūtəleͅr (Q209p Teuven),
foetelenkramer:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
foetele-krieëmer (Q097p Ulestraten),
foezelaar:
eine foesjelair (Q098p Schimmert),
foezer:
vgl. Sittard Wb. (pag. 103): fósjer, knoeier.
foesjer (Q113p Heerlen),
foezerd:
Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!
’n foetsjerd (Q198p Eijsden),
fou (fr.):
ps. omgespeld volgens Frings.
nə fu (P048p Halen),
guit:
ps. omgespeld volgens Frings.
gōt (P044p Zelem),
goͅu̯t (P048p Halen),
halcot (wa.):
ps. omgespeld volgens Frings.
halkuti (Q078p Wellen),
halkətī (Q078p Wellen),
hàlkətī (P222p Opheers),
ən hālkəti (Q079a Wintershoven),
hampelenman:
[hampel = handvol, rk]
hampelemanne (L320a Ell),
hoddelskramer?:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
hoddelskrieëmer (Q097p Ulestraten),
hoetelaar:
ps. niet omgespeld! Boven de ë staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
hoetelĭër (L292p Heythuysen),
Van Dale: hoddelen, (gew.) knoeien; onhandig te werk gaan; -ongehuwd samenleven.
eine hoddelair (Q098p Schimmert),
vgl. Heerlen Wb. (pag. 329): hóddelskriëmer, sloddervos.
hoodeleer (Q113p Heerlen),
hoetelder:
ps. letterlijk overgenomen.
ennen hoe.telder (L290p Panningen),
jodenstreken veil hebben:
dië haat juude sjtrīēk veil (Q039p Hoensbroek),
jood:
det is ⁄ne Joed (L295p Baarlo),
eine joed (L295p Baarlo),
eine jud (Q101p Valkenburg),
enne jud (L216p Oirlo),
joed (L268p Velden, ...
L289p Weert),
joewd (L322a Nunhem),
jud (Q100p Houthem, ...
Q014p Urmond),
vertroe ’m neit, ’t is eine jud op sjnieer (Q020p Sittard),
ps. omgespeld volgens Frings.
joi̯t (Q093p Rosmeer),
jut (L371p Ophoven, ...
Q003a Oud-Waterschei),
jū(ə)t (L317p Bocholt),
jūd (L368b Waterloos),
jy(3)̄t (L416p Opglabbeek),
jyd (L416p Opglabbeek),
nə j"ət (Q002p Hasselt),
⁄jūt (K361a Boekt/Heikant),
judas:
ps. omgespeld volgens Frings.
jy(3)̄das (L416p Opglabbeek),
karrenspringer:
ps. omgespeld volgens Frings.
karəspreŋər (K278p Lommel),
klommelaar:
ps. invuller twijfelt over dit antwoord!
klommelaer (Q020p Sittard),
klootmarchand (<fr.):
ps. omgespeld volgens Frings.
klūtmaršō (Q077p Hoeselt),
klootpie:
ps. omgespeld volgens Frings.
klūtpī (Q077p Hoeselt),
knoeierd:
knooiert (Q020p Sittard),
koetelaar:
koeddeléér (Q111p Klimmen),
koedeleer (Q113p Heerlen),
kramer:
eine krejmer (L428p Born),
ene kremmer (Q028p Jabeek),
kremer (L332p Maasniel),
kremmer (L326p Grathem),
kriemer (Q095p Maastricht),
kréəmər (L426z Holtum),
krîêmer (L327p Beegden),
’nn krièmer (Q018p Geulle),
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
kriĕĕmer (Q098p Schimmert),
ps. omgespeld volgens Frings.
krējəmər (P107a Rummen),
kri~ʔmər (L317p Bocholt),
ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.
⁄krømər (L312p Neerpelt),
krammes:
krammes (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
vgl. Sittard Wb. (pag. 196): krammes, vuilpoes; kramsvogel, Turdus pilaris.
krammes (Q111p Klimmen),
lichte jong:
ps. omgespeld volgens Frings.
ənə lextə joŋ (L368b Waterloos),
lichte vogel:
ps. omgespeld volgens Frings.
lextə vōgəl (L286p Hamont),
lorejas:
Van Dale: lorejas, (gew.) deugniet, schelm; leegloper, lomperd.
loͅu̯rəjas (P050p Herk-de-Stad),
luiszak:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
lōēszak (Q111p Klimmen),
moesjiemasjie:
[Bargoens?, rk]
móetsjiemachie (P176p Sint-Truiden),
Ook móetsjiemachie.
móesjiemasjie (P176p Sint-Truiden),
vgl. Sint-Truiden Wb. (pag. 171): móesjiemasjie, ook móetsjiemachie, koopman (pejoratief).
musə māxi (P174p Velm),
naakse buidel:
(= lege buidel).
naakse bujel (L332p Maasniel),
niet te vertrouwen (bn.):
ps. omgespeld volgens Frings.
əeͅs nētəvərtruwə (Q209p Teuven),
niks op de noten hebben:
haet nieks op de nööt (Q111p Klimmen),
onbetrouwbaar (bn.):
onbetroewbaar (Q111p Klimmen),
ps. omgespeld volgens Frings.
əeͅs oͅnbətruwbār (Q209p Teuven),
onbetrouwbare, een ~:
eine ónbetroewbare koupman (L329p Roermond),
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
een onbetrōēbaar persōēan (Q028p Jabeek),
onvertrouwbaar (bn.):
onvertroebaar (Q039p Hoensbroek),
oplichter:
eine oplichter (L373p Roosteren),
opliechter (Q095p Maastricht),
óplichter (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
plakkop:
plakkop (Q121p Kerkrade),
poffer:
ps. omgespeld volgens Frings.
pofər (Q096d Smeermaas),
prengel:
Van Dale: prengel, (gew.) 1. vlegel, lomperld; (elders) nietig, tenger ventje; -2. prengelaar.
prengel (L322a Nunhem),
prullenman:
ps. omgespeld volgens Frings.
prøͅləman (P176p Sint-Truiden),
ruiselaar:
Opm. alles kopen en verkopen.
roesjeleer (L330p Herten (bij Roermond)),
schelm:
ps. omgespeld volgens Frings.
sxeͅləm (P048p Halen),
schoft:
eine sjōēf (L331p Swalmen),
schuldjas:
schöldjas (Q095p Maastricht),
schurger:
sjörger (L299p Reuver),
sjachelaar:
sjachelaer (Q020p Sittard),
sjacheleer (L329p Roermond),
sjachelère (Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
sjaggeleer (L289p Weert),
ps. omgespeld volgens Frings.
sxaxəlēͅr (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
šaxəler (L372p Maaseik),
šaxəlēͅr (Q004p Gelieren/Bret, ...
L369p Kinrooi,
L372p Maaseik,
L416p Opglabbeek,
Q003a Oud-Waterschei),
šaxəleͅr (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
sjachelaartje:
sjachəlaerkə (L426z Holtum),
sjachelderd:
vgl. Meijel Wb. (pag. 109):schachelderd, sjacheldert - scheldwoord voor een weinig koopkrachtige en onbetrouwbare koopman.
sjacheldert (L265p Meijel),
sjacheraar:
sjachereer (L330p Herten (bij Roermond)),
sjacherèèr (Q014p Urmond),
sjacherêêr (Q039p Hoensbroek),
sjagerieër (L321p Neeritter),
ps. omgespeld volgens Frings.
šaxərēͅr (L422p Lanklaar),
šāxərēr (P174p Velm),
sjoemelaar:
sjoemeläer (Q113p Heerlen),
sjofele cadet (<fr.):
sjofele kedet (L271p Venlo),
slechte betaler:
⁄ne sjlegte betaler (L270p Tegelen),
slechte mens:
ps. omgespeld volgens Frings.
nə sleͅxtə mens (P044p Zelem),
smous:
ps. omgespeld volgens Frings.
smōͅws (K278p Lommel),
smūs (Q156p Borgloon),
smø͂ͅu̯əs (P054p Spalbeek),
⁄smōͅu̯s (K361a Boekt/Heikant),
spinselaar:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).
schpênseler (Q098p Schimmert),
tokker:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "#"(omgespeld: #) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "#"omgespeld.
toͅ~kər (P055p Kermt),
trengelaar:
ps. omgespeld volgens Frings.
trəŋəliər (P048p Halen),
tuis:
ps. omgespeld volgens Frings.
⁄tūs (K361a Boekt/Heikant),
tuiser:
toesser (L326p Grathem),
ps. letterlijk omgespeld volgens Frings.
toͅu̯wsər (P051p Lummen),
ps. omgespeld volgens Frings.
tōͅšər (P048p Halen),
tusər (P055p Kermt, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel),
tušər (Q178p Val-Meer),
tūsər (Q156p Borgloon, ...
Q156p Borgloon),
⁄tōͅu̯zər(s) (K361a Boekt/Heikant),
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de Ë staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!
tūsər (Q176a Ketsingen),
tuister:
ps. omgespeld volgens Frings.
tustər (K361p Zolder),
varken:
a verke (Q036p Nuth/Aalbeek),
vaurien (fr.):
vgl. Niel-bij-Sint-Truiden Wl. (pag. II.440): vareng [var@]], 1. deugniet; -2. luiaard. Fr. vaurien.
vāriŋ (P222p Opheers),
verneuker:
eine verneuker (L295p Baarlo),
voddelenboer:
fóddelebōēr (L329p Roermond),
voddelenkramer:
fóddelekre:mer (L329p Roermond),
voddelekriēmer (L299p Reuver),
vgl. Herten-bij-Roermond Wb. (pag. 122): fôddellekrieëmer, voddenkoopman.
foddelekriêmer (L330p Herten (bij Roermond)),
voddelskerel:
vgl. Sittard Wb. (pag. 102): folldelskael, voddenman; prulvent.
foddelskael (Q111p Klimmen),
voddenkramer:
ps. omgespeld volgens IPA.
voͅdəkrīəmər (L420p Rotem),
voddenman:
ps. omgespeld volgens Frings.
voͅdəman (Q071p Diepenbeek, ...
Q078p Wellen),
voͅdəmoən (Q012p Rekem),
voddenvent:
ps. omgespeld volgens Frings.
nə voͅdəveͅnt (Q002p Hasselt),
voͅdəveͅnt (L317p Bocholt, ...
L360p Bree),
ps. omgespeld volgens IPA.
voͅdəveͅnt (L420p Rotem),
voorsnijder:
WNT: voorsnijder, 3. bep. soort koopman (met minder gunstige bijgedachte).
veursnijer (L326p Grathem),
weinig adem hebben:
(oam = adem).
dèë hat wieënig oam (Q039p Hoensbroek),
weinig op de noten hebben:
he haad wieënig op de neuëd (Q039p Hoensbroek),
windhandelaar:
Opm. betekent: windhandelaar?).
eine wingkhandelaer (L270p Tegelen),
zwendelaar:
WNT: zwendelen (I) -zwindelen-. Uit (jidd.) hd. schwindeln of uit eng. swindle (waarvan de vroegste bewijsplaats echter, zij het weinig, jonger is (1782) dan die van het Ndl. (1775)).
schwiendeléér (Q204a Mechelen)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] || koopman (pejoratief) || voddenkoopman
III-3-1
|