e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onbetrouwbare koopman <omschr.> die springt dich in de nak: dee sjpringt dich i-gen-nak (Hoensbroek), <omschr.> niet veel goede lamp hebben: Opm. zie ook antwoord bij vraag 51!  neet vööl gode lamp höbbe (Oirsbeek), aftroggelaar: ps. omgespeld volgens Frings.  āftreͅgəlijər (Hasselt), afzetten (ww.): afzetten (Achel), afzetter: ps. omgespeld volgens Frings.  āfseͅtər (Stokkem), āfzɛtər (Rotem), ōͅfsetər (Rosmeer), bedriegen (ww.): bedriegen (Achel), bedrieger: bedrèger (Heerlen), Opm. zie ook antwoord bij vraag 51!  ene bedreeger (Oirsbeek), Opm. zo wordt het ook genoemd.  bedreeger (Waubach), ps. omgespeld volgens Frings.  bədreͅjgər (Hasselt), beschijten (ww.): besjiete (Echt/Gebroek), beschijter: beschieter (Milsbeek, ... ), enne beschieter (Middelaar), beschijterd: beschietert (Roosteren), bezeiklap: bezeiklap (Guttecoven), charlatan (fr.): ps. omgespeld volgens Frings.  šarlətāŋ (Stokkem), deugeniet: ps. omgespeld volgens Frings.  døͅi̯gənit (Halen), deugniet: ps. omgespeld volgens Frings.  d"xnit (Niel-bij-St.-Truiden), flessentrekker: flessentrekker (Maastricht), foetelaar: foetelaer (Klimmen), foeteleer (Hoensbroek), foeteler (Mechelen), inne fōēteleer (Hoensbroek), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  foeteleèr (Welten), Opm. zie ook antwoord bij vraag 51!  ene foetelaer (Oirsbeek), ps. invuller heeft geen spellingssyteem genoteerd, dus letterlijk overgenomen (niet(s) omgespeld!).  fōēteler (Waubach), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  fōētelaer (Puth), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  unne fōēteleer (Mechelen), ps. omgespeld volgens Frings.  nə fudəleͅr (Peer), ənə fūtəleͅr (Teuven), foetelenkramer: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  foetele-krieëmer (Ulestraten), foezelaar: eine foesjelair (Schimmert), foezer: vgl. Sittard Wb. (pag. 103): fósjer, knoeier.  foesjer (Heerlen), foezerd: Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  ’n foetsjerd (Eijsden), fou (fr.): ps. omgespeld volgens Frings.  nə fu (Halen), guit: ps. omgespeld volgens Frings.  gōt (Zelem), goͅu̯t (Halen), halcot (wa.): ps. omgespeld volgens Frings.  halkuti (Wellen), halkətī (Wellen), hàlkətī (Opheers), ən hālkəti (Wintershoven), hampelenman: [hampel = handvol, rk]  hampelemanne (Ell), hoddelskramer?: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  hoddelskrieëmer (Ulestraten), hoetelaar: ps. niet omgespeld! Boven de ë staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  hoetelĭër (Heythuysen), Van Dale: hoddelen, (gew.) knoeien; onhandig te werk gaan; -ongehuwd samenleven.  eine hoddelair (Schimmert), vgl. Heerlen Wb. (pag. 329): hóddelskriëmer, sloddervos.  hoodeleer (Heerlen), hoetelder: ps. letterlijk overgenomen.  ennen hoe.telder (Panningen), jodenstreken veil hebben: dië haat juude sjtrīēk veil (Hoensbroek), jood: det is ⁄ne Joed (Baarlo), eine joed (Baarlo), eine jud (Valkenburg), enne jud (Oirlo), joed (Velden, ... ), joewd (Nunhem), jud (Houthem, ... ), vertroe ’m neit, ’t is eine jud op sjnieer (Sittard), ps. omgespeld volgens Frings.  joi̯t (Rosmeer), jut (Ophoven, ... ), jū(ə)t (Bocholt), jūd (Waterloos), jy(3)̄t (Opglabbeek), jyd (Opglabbeek), nə j"ət (Hasselt), ⁄jūt (Boekt/Heikant), judas: ps. omgespeld volgens Frings.  jy(3)̄das (Opglabbeek), karrenspringer: ps. omgespeld volgens Frings.  karəspreŋər (Lommel), klommelaar: ps. invuller twijfelt over dit antwoord!  klommelaer (Sittard), klootmarchand (<fr.): ps. omgespeld volgens Frings.  klūtmaršō (Hoeselt), klootpie: ps. omgespeld volgens Frings.  klūtpī (Hoeselt), knoeierd: knooiert (Sittard), koetelaar: koeddeléér (Klimmen), koedeleer (Heerlen), kramer: eine krejmer (Born), ene kremmer (Jabeek), kremer (Maasniel), kremmer (Grathem), kriemer (Maastricht), kréəmər (Holtum), krîêmer (Beegden), ’nn krièmer (Geulle), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  kriĕĕmer (Schimmert), ps. omgespeld volgens Frings.  krējəmər (Rummen), kri~ʔmər (Bocholt), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  ⁄krømər (Neerpelt), krammes: krammes (Grevenbicht/Papenhoven), vgl. Sittard Wb. (pag. 196): krammes, vuilpoes; kramsvogel, Turdus pilaris.  krammes (Klimmen), lichte jong: ps. omgespeld volgens Frings.  ənə lextə joŋ (Waterloos), lichte vogel: ps. omgespeld volgens Frings.  lextə vōgəl (Hamont), lorejas: Van Dale: lorejas, (gew.) deugniet, schelm; leegloper, lomperd.  loͅu̯rəjas (Herk-de-Stad), luiszak: ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  lōēszak (Klimmen), moesjiemasjie: [Bargoens?, rk]  móetsjiemachie (Sint-Truiden), Ook móetsjiemachie.  móesjiemasjie (Sint-Truiden), vgl. Sint-Truiden Wb. (pag. 171): móesjiemasjie, ook móetsjiemachie, koopman (pejoratief).  musə māxi (Velm), naakse buidel: (= lege buidel).  naakse bujel (Maasniel), niet te vertrouwen (bn.): ps. omgespeld volgens Frings.  əeͅs nētəvərtruwə (Teuven), niks op de noten hebben: haet nieks op de nööt (Klimmen), onbetrouwbaar (bn.): onbetroewbaar (Klimmen), ps. omgespeld volgens Frings.  əeͅs oͅnbətruwbār (Teuven), onbetrouwbare, een ~: eine ónbetroewbare koupman (Roermond), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  een onbetrōēbaar persōēan (Jabeek), onvertrouwbaar (bn.): onvertroebaar (Hoensbroek), oplichter: eine oplichter (Roosteren), opliechter (Maastricht), óplichter (Milsbeek, ... ), plakkop: plakkop (Kerkrade), poffer: ps. omgespeld volgens Frings.  pofər (Smeermaas), prengel: Van Dale: prengel, (gew.) 1. vlegel, lomperld; (elders) nietig, tenger ventje; -2. prengelaar.  prengel (Nunhem), prullenman: ps. omgespeld volgens Frings.  prøͅləman (Sint-Truiden), ruiselaar: Opm. alles kopen en verkopen.  roesjeleer (Herten (bij Roermond)), schelm: ps. omgespeld volgens Frings.  sxeͅləm (Halen), schoft: eine sjōēf (Swalmen), schuldjas: schöldjas (Maastricht), schurger: sjörger (Reuver), sjachelaar: sjachelaer (Sittard), sjacheleer (Roermond), sjachelère (Wolder/Oud-Vroenhoven), sjaggeleer (Weert), ps. omgespeld volgens Frings.  sxaxəlēͅr (Mechelen-aan-de-Maas), šaxəler (Maaseik), šaxəlēͅr (Gelieren/Bret, ... ), šaxəleͅr (Zichen-Zussen-Bolder), sjachelaartje: sjachəlaerkə (Holtum), sjachelderd: vgl. Meijel Wb. (pag. 109):schachelderd, sjacheldert - scheldwoord voor een weinig koopkrachtige en onbetrouwbare koopman.  sjacheldert (Meijel), sjacheraar: sjachereer (Herten (bij Roermond)), sjacherèèr (Urmond), sjacherêêr (Hoensbroek), sjagerieër (Neeritter), ps. omgespeld volgens Frings.  šaxərēͅr (Lanklaar), šāxərēr (Velm), sjoemelaar: sjoemeläer (Heerlen), sjofele cadet (<fr.): sjofele kedet (Venlo), slechte betaler: ⁄ne sjlegte betaler (Tegelen), slechte mens: ps. omgespeld volgens Frings.  nə sleͅxtə mens (Zelem), smous: ps. omgespeld volgens Frings.  smōͅws (Lommel), smūs (Borgloon), smø͂ͅu̯əs (Spalbeek), ⁄smōͅu̯s (Boekt/Heikant), spinselaar: ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  schpênseler (Schimmert), tokker: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "#"(omgespeld: #) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "#"omgespeld.  toͅ~kər (Kermt), trengelaar: ps. omgespeld volgens Frings.  trəŋəliər (Halen), tuis: ps. omgespeld volgens Frings.  ⁄tūs (Boekt/Heikant), tuiser: toesser (Grathem), ps. letterlijk omgespeld volgens Frings.  toͅu̯wsər (Lummen), ps. omgespeld volgens Frings.  tōͅšər (Halen), tusər (Kermt, ... ), tušər (Val-Meer), tūsər (Borgloon, ... ), ⁄tōͅu̯zər(s) (Boekt/Heikant), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de Ë staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  tūsər (Ketsingen), tuister: ps. omgespeld volgens Frings.  tustər (Zolder), varken: a verke (Nuth/Aalbeek), vaurien (fr.): vgl. Niel-bij-Sint-Truiden Wl. (pag. II.440): vareng [var@]], 1. deugniet; -2. luiaard. Fr. vaurien.  vāriŋ (Opheers), verneuker: eine verneuker (Baarlo), voddelenboer: fóddelebōēr (Roermond), voddelenkramer: fóddelekre:mer (Roermond), voddelekriēmer (Reuver), vgl. Herten-bij-Roermond Wb. (pag. 122): fôddellekrieëmer, voddenkoopman.  foddelekriêmer (Herten (bij Roermond)), voddelskerel: vgl. Sittard Wb. (pag. 102): folldelskael, voddenman; prulvent.  foddelskael (Klimmen), voddenkramer: ps. omgespeld volgens IPA.  voͅdəkrīəmər (Rotem), voddenman: ps. omgespeld volgens Frings.  voͅdəman (Diepenbeek, ... ), voͅdəmoən (Rekem), voddenvent: ps. omgespeld volgens Frings.  nə voͅdəveͅnt (Hasselt), voͅdəveͅnt (Bocholt, ... ), ps. omgespeld volgens IPA.  voͅdəveͅnt (Rotem), voorsnijder: WNT: voorsnijder, 3. bep. soort koopman (met minder gunstige bijgedachte).  veursnijer (Grathem), weinig adem hebben: (oam = adem).  dèë hat wieënig oam (Hoensbroek), weinig op de noten hebben: he haad wieënig op de neuëd (Hoensbroek), windhandelaar: Opm. betekent: windhandelaar?).  eine wingkhandelaer (Tegelen), zwendelaar: WNT: zwendelen (I) -zwindelen-. Uit (jidd.) hd. schwindeln of uit eng. swindle (waarvan de vroegste bewijsplaats echter, zij het weinig, jonger is (1782) dan die van het Ndl. (1775)).  schwiendeléér (Mechelen) Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] || koopman (pejoratief) || voddenkoopman III-3-1