25804 |
schuimlepel |
afscheppen:
ā.fš.ępǝr (L362p Opitter),
gistlepels:
gęslēpǝls (L318p Stramproy),
gistschup:
gē.sšø̜p (L290p Panningen),
gistspaander:
gistspaander (L250p Arcen),
lekpan:
lękpan (P180p Kerkom),
scheplepel:
sxøplēpǝl (L210p Venray),
šø̜plēpǝl (Q099p Meerssen),
šø̜plę̄pǝl (Q020p Sittard),
schepper:
skępǝr (P180p Kerkom),
schuimlepel:
schuimlepel (Q095p Maastricht),
sxø̜̄mløpǝr (P120p Alken),
šȳmlę̄pǝl (Q032p Schinnen),
šȳmlɛ̄pǝl (L325p Horn),
šȳmslę̄pǝl (L325p Horn, ...
L387p Posterholt),
šø̜jmlēpǝl (Q095p Maastricht),
šūǝmlę̄pǝl (Q101p Valkenburg),
schuimspaan:
šȳmspǭn (L318p Stramproy),
(mv.)
sxȳmspǭnǝ (L289p Weert),
šymspǭnǝ (L292p Heythuysen),
spaan:
špān (Q099p Meerssen),
zij:
zi (L387p Posterholt)
|
Een grote lepel met gaatjes waarmee de gist wordt afgeschuimd. Zie afb. 12. Uit de opgaven van L 290 ("gistschup") en L 318 ("gistlepel") blijkt dat de schuimlepel ook werd gebruikt om gist aan te zetten. Zie daarom ook het lemma ''gistlepel''. Volgens de zegsman uit Q 95 was de schuimlepel gemaakt van rood koper. [N 35, 64; monogr.]
II-2
|