e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluimeren doezelen: doezele (Afferden, ... ), doezelen (Eksel), doezelle (Vlodrop), dōēzele (Ottersum), duz.ələ (Moresnet), duzzele (Kerkrade), duzələ (Tongeren), dūzələ (Paal, ... ), toezele (Hoensbroek), doezen: daöze (Venlo), deuze (Rimburg), doezen (Hasselt), dommelen: doemele (Swalmen), domelen (Maastricht), dommelen (Eksel), domələ (Bree), dŏĕmələ (Loksbergen), dŏmmele (Limbricht), dreunen: [sic]  dreune (Mechelen), droenselen: droeënsele (Boeket/Heisterstraat, ... ), droonsele (Haelen, ... ), dromelen: drōēmele (Venlo), dromen: dreume (Heerlerheide), drèùme (Hoensbroek), drozelen: druwzələ (Achel), druzəlu (Koersel), drūzələ (Paal), drozen: droeze (Heerlerheide), duiken: korte oe  dŏĕke (Mheer), duizelen: duizələ (Koersel), dutselen: doetzele (Tegelen), dotsele (Meijel), dótzele (Tungelroy), dutten: dutte (Leveroy), døtə (Overpelt), gapen: gape (Oirlo), get slapen: get sjlaope (Oirsbeek), hazenslaap: haazesjlaop (Klimmen), hazesjlaop (Swalmen), hazeslaop (Elsloo), hazenslaap doen: den hazeslaop doon (Thorn), hazenslaap hebben: ennen hazesjlaop höbbe (Obbicht), haazeschlaop höbbe (Valkenburg), hij is omtrent vertrokken: hij is ontrent vertrokke (Leopoldsburg), indoezelen: endŏĕzele (As), i-dōēzele (Schinveld), indommelen: endómmele (As), insluimeren: inslŏmmere (Berg-aan-de-Maas), knikkebollen: kne⁄əboͅlən (Lommel), kniekebolle (Hasselt), knikkebolle (Berg-aan-de-Maas, ... ), knikkebollen (Kwaadmechelen), knikəbolə (Neeroeteren), 2x  knikkebolle (Roermond), [3e p. ev., rk]  knikkəbòlt (Opglabbeek), of knikkeboll? moeilijk leesbaar  knikkeboel (Heerlen), knikken: knekə (Halen, ... ), kne⁄(ə)n (Lommel), kne⁄ə (Tessenderlo), kne⁄ən (Lommel), knikke (Baexem, ... ), knəkə (Achel), knotsen: knotsə (Bocholt, ... ), knoͅtsən (Houthalen), knótse (Bree), koereloeken: [sic]  kōēreloeke (Puth), lunderen: WNT: lunderen, Talmen, treuzelen, aarzelen. Soms bepaaldelijk voor: lui te bed blijven liggen.  leundjere [løndžərə} (Hasselt), meuken: mökke (Grevenbicht/Papenhoven), [sic]  mo.kə (Lanklaar), motsen: moetse (Reuver, ... ), moetsje (Panningen), moetsə (Reuver), Oud.  môtse (Ell), noeneren: (`smiddags slapen)  nunjere (Stein), pitten: pitte (Broekhuizen), schonkeren: sjonkere (Brunssum), slapen: schloapu (Brunssum), sjloape (Waubach), slonkeren: sjlôngere (Neerbeek), sluimeren: schloemere (Heerlen, ... ), schlommere (Heerlerheide), schloëmere (Vrusschemig), sjloemere (Beegden, ... ), sjloemmere (Kerkrade), sjlommer (Holtum), sjlommere (Brunssum, ... ), sjlōē.mere (Boukoul, ... ), sjlōēmere (Tegelen), sjluumere (Baarlo, ... ), sjlūūmere (Meerssen), sjlòmmere (Sittard), slawmere (Tongeren), slemere (Hasselt), sleͅimərə (Beverst), sloe.mere (Montfort, ... ), sloemere (Blerick, ... ), sloemeren (Baarlo, ... ), slomere (Schimmert), slommere (Meeswijk, ... ), slommərə (Lanaken), slomərə (Kanne), slōēmere (Baexem, ... ), slumere (Roosteren, ... ), slumərə (Neeroeteren, ... ), slumərən (Achel, ... ), sluumere (Echt/Gebroek, ... ), slūmərə (Kinrooi), slūūmere (Baexem, ... ), slømərə (Maaseik), sløymərə (Bree), slûmere (Bree), slə:mərə (Sint-Truiden), he sloemert  sloemeren (Mechelen-aan-de-Maas), sluiperen: [sic]  sjlèùwpere (Kelmis), smoezelen: Frequentativum bij WNT, smoezen (IV)?: Hetzij een bijzondere toepassing van een der andere woorden smoezen (misschien onder invloed van soezen), of een vorm met s- (onder invloed van andere woorden met sm-) naast moezen (IV). - In gedachten loopen, zwaar over iets denken.  smoezele (Boekend), soezelen: soezele (Eksel), soezen: soeze (Gennep, ... ), soëze (Venlo), suffen: de u is iets opener dan in het standaard nederlands  suffe (Heerlerheide), ungeren (ww.): hunnere (Urmond), ungere (Schaesberg), ungeren (Schaesberg), unjere (Ittervoort, ... ), öngere (Kerkrade), (moeilijk leesbaar)  eungere (Heerlen), i.e. de middagslaap.  unjĕre (Oirsbeek), middagslaapje houden  öngere (Kerkrade), Na de middag.  unjere (Leveroy), wegdoezelen: weͅgdoͅuəzələ (Hasselt), wegzakken: wégzakke (Schinveld), zauwelen: WNT: zauwelen.  zōͅuwələ (Tessenderlo), zulten: WNT: zulten (I) ~< zult (I).  zøͅltə (Lommel), zwijmelen: schwimələ (Opheers), zwimələ (Gingelom, ... ), zwiəmələ (Gingelom) Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)] || Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)] || knikkebollen, de toestand tussen dromen en wakker zijn. || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)] || Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)] || sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2