18542 |
sluitklep |
boks met valdeur:
boks met valdeur (L312p Neerpelt),
boksenbodem:
[sic]
bokseboom (L430p Einighausen),
boksenklep:
bokseklep (L378p Stevensweert),
bókseklep (Q020p Sittard),
boksenlok:
bokse loek (L332p Maasniel),
boksenslag:
boksesjlaag (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
Q117a Waubach),
bokseslaag (Q020p Sittard),
bóksesjlaag (Q121p Kerkrade, ...
L331p Swalmen),
broekenklep:
brookeklep (Q035p Brunssum, ...
Q193p Gronsveld,
Q198b Oost-Maarland),
brookeklép (Q111p Klimmen),
broekenslag:
brookesjlaag (Q035p Brunssum),
broeksklep:
bro.kskleͅp (Q012p Rekem),
brokspleͅp (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
dienblaadje:
deenbléédje (L318b Tungelroy),
duivenslag:
vgl. Van Dale: duivenslag, inrichting waardoor duiven hun hol wel vrij kunnen binnengaan, maar er niet zelf uitkomen. WNT duif, ss. duivenslag, toestel waardoor de duiven hun hok wel in, maar niet uit kunnen gaan. [-> metafor.?]
dōēvesjlaag (Q111p Klimmen, ...
Q117a Waubach),
gaar:
gaar (L417p As),
gōr (Q086p Eigenbilzen),
klep:
klaep (Q106p Bemelen),
klap (L287p Boeket/Heisterstraat, ...
Q071p Diepenbeek,
Q077p Hoeselt,
Q176a Ketsingen),
klep (L295p Baarlo, ...
L192p Bergen,
K358p Beringen,
L269p Blerick,
L317p Bocholt,
L247p Broekhuizen,
Q121a Chèvremont,
L381p Echt/Gebroek,
Q198p Eijsden,
Q007p Eisden,
L326p Grathem,
Q002p Hasselt,
Q113p Heerlen,
Q039p Hoensbroek,
L426z Holtum,
L246p Horst,
L269a Hout-Blerick,
Q111p Klimmen),
klEp (L422p Lanklaar),
klep (L422p Lanklaar, ...
K317p Leopoldsburg,
L434p Limbricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q198a Mesch,
L159a Middelaar,
Q022p Munstergeleen,
L321p Neeritter,
L433p Nieuwstadt,
L216p Oirlo,
L163p Ottersum,
Q032a Puth,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
L420p Rotem,
Q098p Schimmert,
Q030p Schinveld,
L266p Sevenum,
L270p Tegelen,
L270p Tegelen,
L374p Thorn,
L318b Tungelroy,
Q097p Ulestraten,
Q101p Valkenburg,
L210p Venray,
L289p Weert),
kleͅp (K361a Boekt/Heikant, ...
P218p Borlo,
L360p Bree,
Q007p Eisden,
Q002p Hasselt,
L316p Kaulille,
P055p Kermt,
Q088p Lanaken,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas,
L416p Opglabbeek,
Q158p Riksingen,
Q076p Romershoven,
Q093p Rosmeer,
L420p Rotem,
P176p Sint-Truiden,
L423p Stokkem,
K353p Tessenderlo,
Q178p Val-Meer,
P174p Velm,
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
klip (Q098p Schimmert),
klàp (Q083p Bilzen),
klèp (Q096a Borgharen, ...
Q187a Heugem,
Q095p Maastricht),
klép (Q211p Bocholtz, ...
Q111p Klimmen,
L368p Neeroeteren,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
L271p Venlo),
klɛp (L265p Meijel, ...
P222p Opheers),
doog dat klep hoore trottoir touw"werd gezegd als de achteklep van een meisjesbroek openstond
klep (Q095p Maastricht),
geen aparte naam
klép (Q099p Meerssen),
Uitsl. NO.
klap (L289p Weert),
wuurd neet miër gedrage
klep (L269p Blerick),
klepstuk:
klepstøk (L371p Ophoven),
kontlap:
kontlap (Q071p Diepenbeek),
lap:
gezegde: doe has d¯r lap af
lap (Q121c Bleijerheide),
lok:
loek (L290a Egchel, ...
L320a Ell),
loêk (L318b Tungelroy),
luuk (L428p Born),
lūk (L372p Maaseik),
lôek (L297p Belfeld),
ophaalbrug:
ophaalbrug (L216p Oirlo),
paan:
WNT: paan (I), zekere harige stof voor kleederen, fluweel [vgl. Van Dale: (II) paan, pane (<Fr.)]; paan (II), doek of lap van wollen, katoenen of linnen stof, waarmede de negers in Afrika die niet geheel naakt gaan het lichaam omgeven, van het middel tot aan de knieën of iets lager [vgl. Van Dale: (I) paan (<Port. <Lat.)].
pan (L322p Haelen, ...
L321p Neeritter,
L322a Nunhem,
L290p Panningen),
pat (<fr.):
Van Dale: pat (<Fr.), korte strook of lap die met het ene uiteinde aan een deel van een kledingstuk is bevestigd en aan het andere einde door middel van een knoop wordt vastgemaakt; - losse belegstrook of klep, m.n. over een zak; [...] Van Dale (FN): patte, 3. lip (v. schoen enz.), klep, pat.
pḁt (Q156p Borgloon),
presenteerblad:
presenteer blaad (L381p Echt/Gebroek),
presenteer blaat (L271p Venlo, ...
L271p Venlo),
presenteerblaad (L381p Echt/Gebroek, ...
Q099p Meerssen,
L271p Venlo,
L289p Weert),
presenteerblad (L163p Ottersum),
presenteerblā (L265p Meijel),
schuurpoort:
sjīērpōērt (L417p As),
slag:
sjlaag (Q111p Klimmen),
WNT: slag, 64) Plank of klep, die door middel van een scharnier kan neerslaan.
sjlāx (Q253p Montzen),
sluitklep:
sjloetklep (L428p Born),
sous patte (fr.):
səpàt (?) (K361p Zolder),
Van Dale (FN): patte, 3. lip (v. schoen enz.), klep, pat. [WNT, Van Dale: pat]
sous-patte (Q198p Eijsden),
toe:
toëwe (Q198p Eijsden),
valdeur:
va.ldīr (L416p Opglabbeek),
valdeur (P176p Sint-Truiden),
valdiêr (L360p Bree),
valdø̄r (K358p Beringen),
voldir (L360p Bree),
(valdeur).
valdier (Q003p Genk),
[duir: deur, p.87]
vàlduir (P176p Sint-Truiden),
valdeurtje:
va.ldørkə (P048p Halen),
valgaar:
valgoar (Q003p Genk),
voorslag:
veurslaag (L269p Blerick),
zolder:
[sic]
zölder (L266p Sevenum)
|
achterklep van jongensbroek || broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] || broekklep || deze klep (klep, presenteer blad) [N 59 (1973)] || klep [v.e. broek] || klep van de destijds veel gedragen klepbroek (mansbroek, die van voren met een klep gesloten werd, of onderbroek, die van achter met een klep sloot) || klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] || klep van kinderbroek || klep van ouderwetse klepbroek || valklep aan jongensbroek
III-1-3
|