e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smeulen ameren: aomere (Noorbeek, ... ), het oamərt nōg (Opglabbeek), ōmərt (Montzen), (half uitgebrand hout)  aommere (Sittard), om het vuur te houden werd \'s avonds \'n turf gestookt die dikwijls \'s morgens ook nog aomerdje  ōͅmərə (Altweert, ... ), blaken: blëuke (Gronsveld), branden: bjandt (Heers), branne n onder de asschĕ (Sint-Truiden), t bjant ondər de assə (Guigoven), broeien: breujt (Kanne), het brut onder de asch (Halen), dompen: ət dumpt (Sint-Truiden), gloeien: ... gløit (Stokkem), de staof liGt gli-j (Opglabbeek), gleu (Gulpen), gleuie (Maastricht), gleuje (Blerick, ... ), gleujen (Noorbeek), gleujend (Maastricht), gloeie (Hoeselt, ... ), glu-jje (Waubach), gluije (Meerlo), gluijt (Sittard), gluje (Ell), gluuje (Weert), glūi̯jən (Eksel), gløjə (Kwaadmechelen), glù-je (Schaesberg), gl‧øi̯ə (Montfort), het gli-jend veer (Bree), het gloeit onder de asch (Kaulille), t glønt ondər das (Heusden), idem als bij vraag 62; boven de öö behoren nog twee horizontale streepjes  glööje (Tienray), knetteren: het knetterd (Hasselt), kolen: et ka͂ölt ōnder de as (Maastricht), het kaolt onger de assch (Maaseik), het keult (Elen), het keult unger de as (Mechelen-aan-de-Maas), het koolt onder het asch (Opoeteren), keule (Valkenburg), kōͅlə (Lanklaar), käöle (Echt/Gebroek, ... ), kèult (Lanklaar), köle (Guttecoven), kölen (Guttecoven, ... ), kööle (Mheer), kø͂ͅlt (Rotem), kø͂ͅlə (Meeswijk, ... ), t köölt oonder g`n èèsje (Mheer), loeren: loert (Jeuk, ... ), lonken: et lonk onger de asse (Mechelen-aan-de-Maas), luiden: läöje (Oirlo), lèùjə (Arcen), løͅi̯ə (Blitterswijck, ... ), luimen: het vuur (loump) onder d`asch (Zichen-Zussen-Bolder), hət vījr lunt (Opgrimbie), laomt (Lanaken, ... ), laumen (Eigenbilzen), laump (Martenslinde), lāimp (Bilzen), loumen (Neerharen), loump (Zichen-Zussen-Bolder), loumpen (Zichen-Zussen-Bolder), louëmt (Bilzen), loͅu̯mə (Genk), lumə (Rekem), t laumt onder de as (Waltwilder), t veer laomt (Niel-bij-As), ət fijr lump (Rekem), \"on\"= fr. \'bon\'.  lonme (Remersdaal), luimeren: het lēmert onner de āssen (Diepenbeek), het lijmert (Stokrooie), het luimert onder d`asse (Ulbeek), het luimert onner de aassen (Diepenbeek), hèt leumert (Wellen), hət lø&#x0304mərt onər də āsn (Diepenbeek), hət lø͂ͅmərt oͅndər dasə (Herk-de-Stad, ... ), leumert (Gelinden), lēnərt (Kermt), lo(e)mert (Kuringen), lōmərt (Bommershoven), luijemert (Groot-Gelmen), luimere (Hoepertingen), lèumert (Wellen), lèè.mere (Hasselt, ... ), lö:mərt (Sint-Truiden), lömərt (Hoepertingen), lø&#x0304mert (Koninksem), lø&#x0304mərt (Gelinden), lø͂ͅmert (Sint-Truiden), lùimere (Sint-Truiden), hët vüur laimërt nòg wat  laimërë (Tongeren), moetselen: Vuur dat lang ligt vooraleer het doorbrandt  moetschele (Zichen-Zussen-Bolder), motteren: m`ŏtert (Montzen), mŏtərt (Remersdaal), t moͅttert (Remersdaal), schrillen: chrelle (Bree), slapen: schlöpt (Montzen), sluimeren: (schlummert) (Montzen), hət sleəmərt ondər də asə (Alken), hət sloeəmərt ondər də asə (Alken), slùimere (Sint-Truiden), smeulen: chmeulen (Sint-Martens-Voeren), het smeelt onder de asch (Peer), het smeiult (Sint-Truiden), het smeult onder de as (Stevoort), het smeult onder de asch (Kaulille, ... ), het smēēlt onder de asch (Neeroeteren), het smuilt onder asch (Sint-Truiden), het vīr smēlt (Linde), hət smø&#x0304lt oͅndər də āsch (Neerpelt), schmeule (Schaesberg), schmeŭle (Schimmert), sjmeuilt (Amby), sjmeule (Helden/Everlo, ... ), smaelen (Neeroeteren), smeelt (As), smele (Maaseik), smeule (Echt/Gebroek, ... ), smeulen (Dilsen, ... ), smeult (Hechtel, ... ), smeultj (Ophoven), smeulə (Leopoldsburg, ... ), smeŭlt (Oostham), smēle (As, ... ), smēͅ.lə (Neeroeteren), smēͅiltš (Bree), smōrə (Hamont), smult (Heusden, ... ), smuule (Weert), smø&#x0304lt (Hamont, ... ), smø&#x0304lə (Houthalen), smøilt (Zonhoven), smølt (Neerpelt, ... ), smølən (Zolder), smø͂ͅlə (Lanklaar), sməlt (Tessenderlo), smɛlt (Lanaken), sm‧ø&#x0304lə (Kinrooi), t smeult onder de asch (Genk), t smēīēlt onder dassə (Gutshoven), t smølt (Neerpelt), ət smølt (Dilsen), smokken: het smokt onder de assen (Helchteren), Een eerste invuller schreef \'smoekt\', de tweede invuller heeft de \'s\' doorstreept en de mededeling \"zonder vuur (hooi)\"toegevoegd.  het smoekt onder de asschen (Peer), smoren: het smoort onder de assche (Zepperen), smoeërt (Hulst/Konijnsberg), snerken: het snurkt onder de asch (Bocholt), het snərkt onder das (Gerdingen), snirke (Montfort), snurken (Neeroeteren), snūrken (Bree), snəreken (Wilderen), versnèrke (Gruitrode), \"eu\"tussen \'eu\' en \'u\'.  det sneurkt schoen in zien eigen op (Bocholt), Ruukstieg niks? dao snèrrek get Pas op, de snèrreks d¯n brook, este zoe kort biij de kachel steit  snèrreke (Maastricht), Zi-jne maalplagk waas oppe stoaf gevalle en begos al te snörke  snörke (As, ... ), viesten: vī.stə (Nederweert), vinken: het vinkt onder de assche (Beringen), het vinkt onner de asch (Heusden), t vinkt (Koersel), vinken (Heusden), vinkt (Oostham, ... ), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  vinke (Beverlo), vonken: het vonkt onder de assche (Beringen), t vøŋt o.ŋər də as (Lanklaar), voenken (Engsbergs), vonkt (Heusden), vunke (Tungelroy), vunkt (Lommel), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  vùnke (Beverlo), vunzen: vunzen (Meeuwen), vønzə (Kwaadmechelen), vuur onder de as zijn: dōͅə es nog vy(3)̄r ondər də asse (Loksbergen), zilsteren: zi.lstere (Zonhoven), petatte zi.lstere: aardappelen roosteren  zi.lstere (Zonhoven), zilteren: Opgave van de tweede invuller.  het ziltert onder de asschen (Peer), zulderen: zuldert (Eksel), zulten: ...zult... (Hamont), het zuelt onder de asch (Hamont), het zuult (onder de asch) (Neerpelt), hɛt zylt ŏndər d āsə (Overpelt), t silt ondər d`āsə (Overpelt), t zult onder d`asschen (Achel), zhulten (Ospel), zult (Achel), zultə (Meijel), ... (voor het vlamt).  hət was al ont zø&#x0304ltən (Hamont), zwellen: het zwelt onder de asch (Neeroeteren) bijna branden || doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] || even gloeien, slecht branden || gloeien || gloeien van brandend iets || Hoe zegt ge wanneer iets brandt zonder vlam ? Het ... onder de as [ZND 42 (1943)] || lichtelijk gloeien, slecht branden || luimeren || nagloeien, smeulen || smeulen [ZND 06 (1924)] || snerken || vonken || Zacht, langzaam branden zonder vlammen (smeulen, gloeien, veunzen, vrenzen) [N 79 (1979)] || zachtjes branden zonder vlam, maar met gloeiende asse III-2-1