e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L289a plaats=Hushoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tros vruchten trodzel: tródzel (Hushoven) tros I-7
trosanjer geroffel: snóffel (Hushoven) trosanjer III-2-1
trossen poezen: puzǝ (Hushoven) Gekleurde kwasten boven op het haam. [N 13, 13] I-10
trots groots: gruuëts (Hushoven), wreed: vrieët (Hushoven) trots || verwaand, trots III-1-4
trotsheid grootsigheid: gruuëtsigheit (Hushoven) verwaandheid III-1-4
trouwboekje trouwboekje: trouwbukske (Hushoven) trouwboekje III-2-2
trouwen trouwen: trouwe (Hushoven) trouwen III-2-2
trui trui: trui-j (Hushoven) Zou die trui goed blijven in de was? [DC 40 (1965)] III-1-3
tuieren tuieren: tø̜i̯ǝrǝ (Hushoven) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierhamer paaldrijver: pǭldrīvǝr (Hushoven) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11