e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L362p plaats=Opitter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wasmand lijnwaadsmand: lējvǝsman (Opitter) In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.] II-12
water omleiden weteren: wīǝ.tǝrǝ (Opitter), wetering: wīǝ.tǝreŋ (Opitter), weteringsbedden: wīǝ.tǝreŋs˱będǝ (Opitter) De loop van het water vōōr de sluizen met behulp van een afwateringsbeek omleiden, bijvoorbeeld om reparaties aan het sluiswerk uit te voeren of om de nabijgelegen weiden en grond te bevloeien. Meestal heeft men daartoe een zgn. noodsluis, maar in enkele gevallen moet in een dergelijk geval een speciale dam worden opgeworpen. [Jan 98; Grof 39] II-3
waterblaas waterblaas: wātǝrblǭs (Opitter) De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a] I-11
waterdorpel vensterdorpel: venstǝrdø̜rpǝl (Opitter) Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9
watergoot bij onderslagmolens kandel/kanjel: kā.njǝl (Opitter) De komvormige houten constructie waar het molenrad van onderslagmolens in draait, bestaande uit een bak met zijwanden die even breed als het rad en gedeeltelijk gerond is. Daardoor wordt de kracht van het water optimaal gebruikt. Bij veel molens werd de houten constructie in de loop van jaren vervangen door een betonnen gang. Zie ook afb. 71. [Vds 61; Jan 62; Coe 54; Grof 78] II-3
waterketel warmwaterbak: wę.rmw ̇ātǝrb ̇ak (Opitter) De ketel waaruit het water voor het beslag wordt gehaald. Uit de woordtypen "warmwaterketel" (L 250, L 325, Q 95), "warmwaterbak" (L 362, P 120) en "warmwaterkuip" (Q 32) blijkt dat het beslagwater reeds op een bepaalde temperatuur is gebracht. In Q 99 is de waterketel van ijzer vervaardigd. [N 35, 27] II-2
waterketel, moor moor: muər (Opitter) de gewone ketel om water te koken (fr. bouilloire) [ZND 36 (1941)] III-2-1
waterlossing afwetering: āfwitǝrǝŋ (Opitter) Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22] II-4
watermolen watermolen: wātǝr[molen] (Opitter) Een molen die aangedreven wordt door waterkracht. Al naar gelang de bouwwijze onderscheidt men drie molentypes: de bovenslagmolen, de onderslagmolen en de turbinemolen. Zie hiervoor respectievelijk de lemmata ɛbovenslagmolenɛ, ɛonderslagmolenɛ en ɛturbinemolenɛ. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 2; Jan 2; Coe 2; Grof 3; N O, 32j; monogr.; N D add.; N D, 2] II-3
waterpeil peil: pęjl (Opitter), waterpeil: wātǝrpęjl (Opitter) [Jan 53; Coe 39; Grof 69; Grof 65] II-3