e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L362p plaats=Opitter

Overzicht

Gevonden: 2129
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
worsthoren worsthoren: wǫrsthȳrǝ (Opitter) Een afgezaagde horen, een trechter of iets dergelijks waarvan het uiteinde in de darm wordt gestoken. Met de duim wordt het kleingemaakte vlees en vet in de darm geduwd. [N 28, 116; N 28, 119] II-1
worstvlees en -vet kleinmaken kapotsnijden: kǝpǫt snī-jǝ (Opitter), malen: mālǝ (Opitter) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1
wort wort: w ̇ort (Opitter) De hoofdwort of nawort die in de hopketel met hop enlof bierkruiden gekookt is. Volgens de invuller uit P 180 is deze vloeistof reeds bier dat nog moet gisten. Ook het woordtype "bier" (L 290, L 387, Q 99) duidt hierop. [N 35, 50; monogr.] II-2
wort koelen afkoelen: ā.fkēlǝ (Opitter) De wort koud laten worden. In L 325 maakt men onderscheid tussen de "voorkoeling" en de "nakoeling". Het voorkoelen vindt plaats in de koelbak, het nakoelen in koelapparatuur. [N 35, 44; monogr.] II-2
wortafkoeler afkoeler: ā.fk ̇ēlǝr (Opitter) De installaties waarmee men de wort nog verder afkoelt, voordat deze naar de gistkuip wordt gebracht. [N 35, 31; N 35, 52] II-2
wortel wortel: wǫ.rtǝl (Opitter) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortels rooien trekken: trekken (Opitter) Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c] I-8
worteltje hete pootjes: heͅi.təpīətjəs (Opitter) Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7
wortketel brouwketel: br ̇ǫwk ̇ītǝl (Opitter) De ketel waarin men het aftreksel van mout en water kookt met hop. Volgens de correspondent uit Q 99 was de ketel vervaardigd uit rood koper. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''koken''. [N 35, 30; monogr.] II-2
wortkoeler afkoeler: ā.fkē.lǝr (Opitter) Arbeider die belast is met het koelen van wort. [N 35, 58d] II-2