e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L321a plaats=Ittervoort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vol zijn (de beek) is vol: es ˲vǫ.l (Ittervoort) Gezegd van de beek of de vijver, wanneer er genoeg bovenwater is verzameld om te kunnen gaan malen. Jeker in een aantal woordtypen is een hydroniem. [Jan 92; Coe 48; Grof 74] II-3
volk (natie) volk: volk (Ittervoort) de gezamenlijke bewoners van een staat [volk, natie, diet] [N 88 (1982)] III-3-1
volwassen, volgroeid volwassen: volwasse (Ittervoort) volwassen; volgroeid, de volle wasdom bereikt hebbend [volwassen, volslagen] [N 86 (1981)] III-2-2
voogd momber: momer (Ittervoort) iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] III-2-2
voor de gek houden foppen: foppe (Ittervoort) op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)] III-1-4
voornemen plan: van plan (Ittervoort) wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)] III-1-4
voornemens zijn van plan zijn: van plan zeen (Ittervoort) van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)] III-1-4
voorraad voorraad: veurroad (Ittervoort) de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)] III-3-1
voorschoot, schort (alg.) scholk: sjolk (Ittervoort) voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
voorslagsblok oliebank: ūliba.ŋk (Ittervoort) Het toestel waarin het gemalen zaad voor de eerste maal geperst wordt. [Jan 281] II-3