e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q021p plaats=Geleen

Overzicht

Gevonden: 5298
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
balkenbrij balkenbrij: Syst. WBD  balkebrie (Geleen) Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] III-2-3
balorig eigenwijs: eigewīēs (Geleen), stijfkoppig: stiefköppig (Geleen) niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)] III-1-4
balstuk balstuk: (mv)  balštø̜kǝr (Geleen) Reparatiestukje dat op de bal aangebracht wordt. [N 60, 233c; N 60, 233b] II-10
balzak zak: zak (Geleen) balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)] III-1-1
band reep: ręjp (Geleen) In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.] II-12
bandgalerij bandgalerij: banjtjgalǝri (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Galerij waarin het transport met behulp van een transportband plaatsvindt. Een bandgalerij kan zowel een aanvoer- als een afvoergalerij zijn (Lochtman pag. 58). [N 95, 376; monogr.] II-5
bandiet bandiet: bandīēt (Geleen), schobbejak: sjobbejak (Geleen) een gewelddadige schurk [bandiet, schobbert, schobbejak, deugniet, boelmaker] [N 90 (1982)] III-3-1
bandschort met borststuk helpenscholk: helpəscholək (Geleen), hoogtescholk: hooagtəscholək (Geleen) zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)] III-1-3
bang bang: bang zeen (Geleen) een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] III-1-4
bangerik bange zeikerd: bange zeikerd (Geleen), bangerik: bangerik (Geleen), scheihammel (du.): sjeishammel (Geleen), schijthuis: sjiethoes (Geleen, ... ) bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] || iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)] III-1-4