e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112b plaats=Ubachsberg

Overzicht

Gevonden: 1752
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dartel speels: špīǝls (Ubachsberg) Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g] I-9
de doodsklok luiden voor dood luiden: vuur doeëd loewe (Ubachsberg) Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de eerste uitwerpselen van het veulen pek: pē̜k (Ubachsberg) Zij vormen een zwarte, kleverige stof. [N 8, 58] I-9
de heg knippen scheren: scheeren (Ubachsberg) De heg knippen (knippen, scheren, vegen) [N 79 (1979)] III-2-1
de hort op? op sjouw: Van Dale: I. sjouw, 2. (stud.) aan de (of op) de sjouw zijn, boemelen, aan de rol zijn.  schauw (Ubachsberg) Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)] III-3-1
de kaarsen aansteken aansteken: kèetze aastèèke (Ubachsberg) De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de kaarsen doven doven: dove (Ubachsberg), uitmaken: oëtmake (Ubachsberg) De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)] III-3-3
de kruisweg bidden de kruisweg beden: dr kruutsweg bèène (Ubachsberg) De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de merrie dekken dekken: dɛkǝ (Ubachsberg) Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9
de merrie is niet drachtig leeg: lēǝx (Ubachsberg) [N 8, 48 en 49] I-9