e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

Gevonden: 5037
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bedorven (persoon) bedorven: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  bedorvə (Oirsbeek), verwend: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  verwend (Oirsbeek), verwent (Oirsbeek) met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)] III-1-4
bedorven ei vuile eieren: vul ęi̯ǝr (Oirsbeek) [N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.] I-12
bedriegen bedonderen: bedonderə (Oirsbeek), bedriegen: bedrege (Oirsbeek), kullen: kullə (Oirsbeek) bedriegen [SGV (1914)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] III-1-4
bedrieger bedrieger: bedreeger (Oirsbeek), bedreger (Oirsbeek), smiechel: sjmīēchel (Oirsbeek) iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)] III-1-4
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis buiten: būtǝ (Oirsbeek), stallen: štɛl (Oirsbeek) Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.] I-6
bedrijfsleiding grote bazen: (enk)  gruǝtǝ b˙ās (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Algemene benaming voor de bedrijfsleiding. Een aantal woordtypen duidt op een bijnaam of spottende benaming. [N 95, 164] II-5
bedroefd bedroefd: bedreuf(t) (Oirsbeek), bedreuft (Oirsbeek, ... ) bedroefd [SGV (1914)] || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)] III-1-4
bedsprei bedsprei: be̝ͅtšprēͅi̯ (Oirsbeek) bedsprei [RND] III-2-1
beeldhouwer beeldhouwer: beeldhouwer (Oirsbeek, ... ) Iemand die uit steen beelden maakt [beeldsteker, beeldhouwer, beeldenpikker]. [N 90 (1982)] III-3-2
beeldzijde van een geldstuk kop: kop (Oirsbeek, ... ) De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)] III-3-2