e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L432a plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaien draaien: drīə (Koningsbosch) draaien [DC 02 (1932)] III-1-2
draaiende karnton draaivaatje: druǝvɛtjǝ (Koningsbosch) De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.] I-11
dragen dragen: drāgə (Koningsbosch) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
drager van de doodskist drager: dräger (Koningsbosch) een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)] III-2-2
drie weesgegroeten drie weesgegroetjes: drie weesgegroetjes (Koningsbosch) De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)] III-3-3
drinken drinken: met v-tje op de i  drinkə (Koningsbosch) drinken [DC 03 (1934)] III-2-3
droogdoek, theedoek droogdoek: dreuëgdook (Koningsbosch) Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] III-2-1
droogzolder bakhuiszolder: bakǝszø̜ldǝr (Koningsbosch) De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c] II-1
druilerig en koud weer nat (weer): Opm.: aa.  nāt (Koningsbosch) nat [DC 02 (1932)] III-4-4
duitse mis duitse mis: duutsje mès (Koningsbosch) Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)] III-3-3