e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bingelrade

Overzicht

Gevonden: 1205

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
akkersleep, weidesleep doornen takken: dø̜̄rǝ tɛk (Bingelrade), sleep: šlēp (Bingelrade), šlęi̯p (Bingelrade), vil: vel (Bingelrade) Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.] I-2
alles kwijt schoep: schoep (Bingelrade) kwijt ["alles ~ "bij t knikkeren] [SGV (1914)] III-3-2
angst angst: angst (Bingelrade) angst [SGV (1914)] III-1-4
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) violet: -  fletjes (Bingelrade) tuinanjer [SGV (1914)] III-2-1
anker anker: anker (Bingelrade) anker [SGV (1914)] III-3-1
appelboom appelboompje: Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen  appelbumkə (Bingelrade) [DC 03 (1934)] I-7
arend van de zeis ang: ãŋ (Bingelrade) Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.] I-3
armoedig armoedig: ermuidig (Bingelrade) armoedig [SGV (1914)] III-3-1
aswoensdag asselegoensdag: Eschelegounstig (Bingelrade) Aschwoensdag [SGV (1914)] III-3-3
avondmaal avondbrood: aombrood (Bingelrade) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: avond [ZND 18G (1935)] III-2-3